This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 79 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Welkom
Op tafel: leesboek, hand- en oefenboek Kern, huiswerk, map, pen, laptop
(telefoon in tas, oortjes uit, jas uit... je weet wat je moet doen )
Ga zitten en ga lezen in je leesboek
Slide 2 - Slide
Lekker lezen!
Slide 3 - Slide
Agenda
1. Boek lezen (ca 10 min) (ik check Numo)
2. Huiswerk checken
3. Wat is een dialoog?
4. Zelf een dialoog schrijven
5.Check nablijven: Numo
Slide 4 - Slide
Aan het einde van deze lessenserie:
Heb je geleerd wat een dialoog is, kun je diverse dialogen herkennen en schrijf je zelf een dialoog aan de hand van een column.
Slide 5 - Slide
Periode 2
Oefenboek
Handboek
Hst 2 Fictie en werkelijkheid
A, B, C, DE, (F zelf doen)
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 14-19
Verhalen - Plot en andere literaire begrippen hst 8-10
Hst 5 Vermaken & ontroeren
A, B, C, (D, E) F
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15
Verhalen en gedichten - Beeldspraak hst 16
Taalgebruik- hst 14-19
Werkwoordspelling B
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5
Taalverzorging - Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9
+ Numo
Slide 6 - Slide
Agenda
1. Boek lezen (ca 10 min) (ik check Numo)
2. Huiswerk checken
3. Wat is een dialoog?
4. Zelf een dialoog schrijven
5.Check nablijven: Numo
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Oefenboek 2D
Vraag 10, 11b, 12, 14
Slide 9 - Slide
Vraag 10
a De drijfveer van Jonas om het huis binnen te gaan is zijn nieuwsgierigheid.
b Bijvoorbeeld: Ja, zijn drijfveer nieuwsgierigheid zou je ook de motor van dit verhaal kunnen noemen omdat hij het mysterie van het boek en het huis wil ontrafelen en dat dit waarschijnlijk tot allerlei conflicten zal leiden.
Of: Nee, het is nog niet duidelijk wat het doel en het conflict is van het verhaal is.
Slide 10 - Slide
Vraag 11
b Het doel is een zoektocht naar de eigen identiteit.
Slide 11 - Slide
Vraag 12
a Het verhaal speelt in het verleden: er is televisie en de ouders sturen hun kaartje per post (er is dus nog geen internet of smartphone).
b regels 30-35
c Dit is een uitleg van de verteller. Het is geen flashback omdat het personage hier niet aan het woord is.
Slide 12 - Slide
Vraag 14
a ‘een sluipwesp die zich in zijn hoofd genesteld heeft en voortdurend onverwachte steken toebrengt’
‘een gedrocht van monsterlijke proporties dat in zijn hoofd bekneld zit en onophoudelijk tegen de binnenkant van zijn schedel beukt’
b Het effect van deze drie vergelijkingen is dat ze elkaar versterken (zijn hoofdpijn is dus heel erg heftig).
Slide 13 - Slide
Agenda
1. Boek lezen (ca 10 min) (ik check Numo)
2. Huiswerk checken
3. Wat is een dialoog?
4. Zelf een dialoog schrijven
5.Check nablijven: Numo
Slide 14 - Slide
Dialogen
Slide 15 - Slide
Wat is een dialoog?
-Een dialoog is een gesproken of geschreven gesprek tussen twee of meer personen.
Bij een monoloog is er één persoon aan het woord, met of zonder luisteraars (bijv. een toespraak of voice-over).
Slide 16 - Slide
??????????????????????????????
Slide 17 - Slide
dialoog monoloog
Slide 18 - Slide
monoloog
dialoog
groepsgesprek
3 of meer mensen praten met elkaar
één persoon spreekt
2 mensen praten met elkaar
Slide 19 - Drag question
0
Slide 20 - Video
Ik zag zojuist:
A
een monoloog
B
een dialoog
C
een groepsgesprek
Slide 21 - Quiz
Wat is een monoloog?
A
discussie
B
gesprek
C
debat
D
presentatie
Slide 22 - Quiz
Dialogen in de kunsten (1)
-Muzikale dialoog
Twee instrumenten die samen spelen, of een zanger speelt met de muziek mee.
-Literatuur
Gesprekken tussen personages in fictieboeken.
Slide 23 - Slide
Dialogen in de kunsten (2)
-Theatertekst
Gesprekken tussen personages op het toneel.
-Filosofische dialoog (Socratische dialoog)
Verhaalgenre bedacht door Plato. Hoofdpersoon stelt kritische vragen aan een ander personage, om hem/haar te laten nadenken over zijn normen en waarden. Het zijn diepgaande gesprekken over grote onderwerpen, zoals rijkdom, liefde of geloof.
Slide 24 - Slide
Kenmerken theatertekst
Slide 25 - Slide
Omschrijf nu in je eigen woorden wat een dialoog is en waar deze kan plaatsvinden?
Slide 26 - Open question
Zelf dialoog herkennen of schrijven
1. Directe rede: De docent zei: "Doe je telefoon weg en ga fatsoenlijk zitten."
2. Indirecte rede: De docent zei dat Sara haar telefoon weg moest doen en moest gaan zitten.
3. Parafraseren: Sarah moest van de docent haar telefoon wegdoen en fatsoenlijk gaan zitten.
Slide 27 - Slide
Zet deze zin in een directe rede: Max beweerde dat hij niet wist dat we een SO hadden.
Slide 28 - Open question
Zet deze zin in een directe rede: We nemen toch liever het vliegtuig, vertelden passagiers op Schiphol.
Slide 29 - Open question
Zet deze zin in een indirecte rede (gebruik hiervoor een bijzin met 'dat' of 'of'): Het voedingscentrum zegt: "Vlees is niet zo gezond als we eerst dachten. Noch voor de mens, noch voor het milieu."
Slide 30 - Open question
Zet deze zin in een indirecte rede (gebruik hiervoor een bijzin met 'dat' of 'of'): Iedereen twijfelt: "Is het verstandig om zonnepanelen te nemen of juist niet?"
Slide 31 - Open question
Parafraseer de volgende zinnen: "Ik heb echt een hekel aan die klimaatplakkers op de A12!", schreeuwde de Minister van Verkeer.
Slide 32 - Open question
Parafraseer de volgende zinnen: Greta vertelde de andere demonstranten: "Ik vind het bewonderenswaardig wat jullie elke week doen."
Slide 33 - Open question
Opdracht
Herschrijf deze dialoog zodat de lezer snapt wat hier aan de hand is.
In tweetallen.
Je mag er informatie bij verzinnen
Slide 34 - Slide
Regieaanwijzingen
Schrijf voorafgaand aan dit bericht een regieaanwijzing.
In volgende slide.
Slide 35 - Slide
Regieaanwijzing: wat is dat?
Slide 36 - Open question
Voorbeeld
Vooraf (regieaanwijzing):
Kiki staat in een weiland in de zon. Valentijn komt aanlopen.
dan =>
Na afloop: Valentijn loopt hoofdschuddend weg.
Slide 37 - Slide
Regieaanwijzing
Extra informatie over wat er om het gesprek heen gebeurt
Kan over toon, wie het zegt etc
Slide 38 - Slide
Een script
> Het script geeft aan wat er in het stukje gezegd moet worden.
=> scenario + dialoog + regieaanwijzingen
Slide 39 - Slide
Bedenk
Wat wil je in jouw dialoog (gebaseerd op de column)?
Wie zegt dat tegen wie?
Hoe zeggen zij dat?
Denk aan directe/indirecte rede en aanwijzingen.
Bedenk wat er voorafgaan of na afloop van de dialoog gebeurt.
Tussen 120 en 300 woorden. Inclusief leestekens
Slide 40 - Slide
oefenen
-Je gaat een eerste theatertekst schrijven over de column/ het nieuwsbericht.
- Beschrijf ook wat er aan voorafging of wat er vlak na gebeurt (gebruik je fantasie)
-Met iemand samen of alleen
-Op je laptop 120-300 woorden
Moet dialoog én regieaanwijzingen bevatten
Slide 41 - Slide
Wat voor soort vraag verwacht jij in het PTO over Dialoog?
Slide 42 - Open question
Aan het einde van deze lessenserie:
Heb je geleerd wat een dialoog is, kun je diverse dialogen herkennen en schrijf je zelf een dialoog aan de hand van een column.