Brugklas Grammatica - Vragend, Ontkennend present simple

Grammatica - Vragend, Ontkennend present simple
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica - Vragend, Ontkennend present simple

Slide 1 - Slide

Vragend zin
Vragende zinnen ............
Interrogative sentences
Heeft een vraag teken (question mark)
Zoekt informatie
I am - am I?
He is - Is he?
They are - Are they?

Slide 2 - Slide

Maak een vragend zin van:
I am late for school.

Slide 3 - Open question

Maak een vragend zin van:
He is a good friend.

Slide 4 - Open question

Maak een vragend zin van:
They are listening.

Slide 5 - Open question

Vragend zin
Vragende zinnen ............
Interrogative sentences
Heeft een vraag teken (question mark)
Zoekt informatie
He/she/it does
I/you/we/they do

Slide 6 - Slide

Maak een vragend zin van:
She goes to school.

Slide 7 - Open question

Maak een vragend zin van:
I love English class.

Slide 8 - Open question

Maak een vragend zin van:
They play football.

Slide 9 - Open question

Maak een vragend zin van:
He plays rugby.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

The bird sings.

The birds sing.
Does the bird sing?

Do the birds sing?

Slide 13 - Slide

The bird sings.

The birds sing.
Does the bird sing?

Do the birds sing?

Slide 14 - Slide

The cat climbs.

The cats climb.
Does the cat climb?

Do the cats climb?

Slide 15 - Slide

The dog jumps.

The dogs jump.
Does the dog jump?

Do the dogs jump?

Slide 16 - Slide

I sing well.
....... I sing well?
A
Does
B
Do

Slide 17 - Quiz

You play football.
......you play football?
A
Do
B
Does

Slide 18 - Quiz

He reads books.
..... he read books?
A
Do
B
Does

Slide 19 - Quiz

Maak een vragend zin van:
They go to school.

Slide 20 - Open question

Maak een vragend zin van:
She goes to school.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Vragend zin
Ontkennende zinnen ............
Negative sentences
Zeggen dat iets niet zo is
Heeft "not" of "n't"
Does not/ do not
am not/ are not/ is not

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Maak een ontkennende zin van:
I am feeling tired.

Slide 27 - Open question

Maak een ontkennende zin van:
She cycles to school.

Slide 28 - Open question

Maak een ontkennende zin van:
He is a doctor.

Slide 29 - Open question

Maak een ontkennende zin van:
It's sunny weather outside.

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide