HTN beeldspraak

Beeldspraak
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldspraak

Slide 1 - Slide

Metafoor
  • Een vergelijking zonder verbindingswoord en zonder object
Voorbeeld:
  • Als student woonde ik in een zwijnenstal.
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook vaak metaforen
Voorbeeld:
  • Daar komt de aap uit mouw.
  • Lachen als een boer met kiespijn.

Slide 2 - Slide

personificatie
  • Niet menselijke dingen krijgen menselijke eigenschappen. 

Dat stuk taart schreeuwde mijn naam.
De zandkorrels kietelden de zolen van mijn voeten.


Slide 3 - Slide

Dus...
  • Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat echt is) ontbreekt in een zin.
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn metaforen.
  • Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet voorwerp of iets abstracts.

Slide 4 - Slide

Papier is geduldig
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 5 - Quiz

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 6 - Quiz

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 7 - Quiz

Annie kwam aanrijden in haar koekblik .
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 8 - Quiz

Metonymie
Het object staat er niet, alleen het beeld staat er.
Er is een relatie tussen het object en het genoemde beeld.

                                               Nederland heeft gewonnen!

Slide 9 - Slide

Zo lek als een zeef.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 10 - Quiz

Den Haag heeft een
verkeerde beslissing genomen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 11 - Quiz

Den Haag heeft een
verkeerde beslissing genomen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 12 - Quiz

Zo slap als een vaatdoek.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 13 - Quiz

Dat is kat in het bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 14 - Quiz

Er met de pet
naar gooien.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 15 - Quiz

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 16 - Quiz

Je hoort de bomen
fluisteren
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 17 - Quiz

Het hart op de
tong dragen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 18 - Quiz

Ik kocht een enkele reis.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 19 - Quiz

Zo ziek als een ...
Zo fris als een ...
Zo gezond als een ...
Zo stijf als een ...
Zo krom als een ...
Zo rood als een ...
Zo groen als ...

Slide 20 - Slide