GMK P2.3 Herhaalles Epilepsie

1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke neurotransmitter is betrokken bij epilepsie?
A
Acetylcholine
B
Dopamine
C
Glutamaat
D
Serotonine

Slide 2 - Quiz

1. Focaal betekent dat de aanval in beide hersenen begint
2. Tonisch betekent stijfheid
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 3 - Quiz

Iemand met epilepsie mag alleen zwemmen
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

1. Profylaxemedicatie is bedoeld om een aanval te voorkomen
2. Aanvalsmedicatie is meestal als tablet
A
Beide waar
B
1 waar; 2 niet waar
C
1 niet waar; 2 waar
D
Beide niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is geen anti-epilepticum?
A
Carbamazepine
B
Gabapentine
C
Olanzepine
D
Valproïnezuur

Slide 6 - Quiz

Welke factor telt mee bij de keuze van een epilepticum?
A
De beginplaats van een aanval
B
Interacties
C
Bijwerkingen
D
Allemaal

Slide 7 - Quiz

Anti-epileptica worden rustig opgebouwd ivm
A
Voorkomen bijwerkingen
B
In begin lage dosis voldoende effect
C
Instellen op interacties
D
Door gewenning steeds meer nodig

Slide 8 - Quiz

Wat is het allerbelangrijkst bij epilepsie?
A
Aanval voorkomen
B
Middel met zo min mogelijk bijwerkingen
C
Geen interacties
D
Juiste stof en dosis ongeacht fabrikant

Slide 9 - Quiz

Welke overeenkomst hebben carbamazepine, pregabaline en gabapentine?
A
Gebruikt bij zenuwpijn
B
Enzyminductor
C
Ontwenningsverschijnselen bij ineens stoppen
D
Afwijkingen in bloedbeeld

Slide 10 - Quiz

Wat is een overeenkomst tussen
Valproinezuur, topiramaat en fenytoine?
A
Gebruikt bij hartritmestoornis
B
Enzyminductor
C
Gebruikt bij boulimia nervosa
D
Teratogeen

Slide 11 - Quiz

Bij epilepsie hebben mensen vaak een onderhoudsbehandeling en een aanvalsbehandeling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Wat is geen kenmerk van anti-epileptica?
A
Zelfde werkingsmechanisme
B
Vaak slaperigheid of dronkemansloop
C
Soms teratogeen
D
Veel interacties

Slide 13 - Quiz