This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Basisveiligheid VCA
december 2024 (GAJ)
Slide 1 - Slide
1. Wat betekent de CE-markering op machines?
A
Dat het product in Europa geen periodiek onderhoud nodig heeft.
B
Dat het product alleen in Europese landen mag worden gebruikt.
C
Dat het product aan de minimale Europese veiligheidseisen voldoet.
Slide 2 - Quiz
2. Joris werkt als leidinggevende en heeft een belangrijke taak rond de werkvergunning. Waar moet hij in elk geval voor zorgen?
A
Dat de werkvergunning op de werkplek aanwezig is.
B
Dat hij de werkvergunning een volgende keer nog eens kan gebruiken.
C
Dat de werkvergunning na afloop direct wordt ingeleverd.
Slide 3 - Quiz
3. Je wilt gaan werken met een vast opgestelde cirkel zaag, maar je merkt dat de beschermkap er niet meer op zit. Wat moet je doen?
A
Niet gaan zagen met de cirkelzaag en het direct melden bij je leidinggevende.
B
Een beschermkap van een andere cirkelzaag afhalen en verder gaan met de klus.
C
Voorzichtig zagen en een ruimtezichtbril opzetten.
Slide 4 - Quiz
4. Je merkt dat een collega drugs gebruikt op het werk. Wat doe je?
A
Je meldt het drugsgebruik bij de GGD.
B
Je meldt het drugsgebruik bij je leidinggevende.
C
Je vraagt je collega om alleen nog drugs in zijn vrije tijd te gebruiken.
Slide 5 - Quiz
5. Wat is een Taak Risico Analyse (TRA)?
A
Een overzicht van de taken die binnen een bedrijf risico’s kunnen veroorzaken.
B
Een evaluatie van de taken die genoemd zijn in de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E).
C
Een analyse van de risico’s, verbonden aan de uitvoering van risicovolle werkzaamheden.
Slide 6 - Quiz
6. Je werkt in een werkplaats waar een grote nieuwe zaagmachine komt te staan die te veel lawaai maakt. Zet de onderstaande preventiemaatregelen in de juiste volgorde.
Draag oorkappen.
• Richt de werkplaats anders in, zodat je er minder last van hebt.
•Zet een geluidsdempend scherm om de zaagmachine heen.
Ruil de nieuwe zaagmachine om voor een machine met een lager geluidsniveau
Slide 7 - Drag question
7. Wat betekent dit bord?
A
Adembescherming verplicht
B
Giftige stoffen
C
Gelaatsbescherming verplicht
Slide 8 - Quiz
8. Er is een nieuwe snijmachine geleverd. Deze is tijdelijk geplaatst in de bedrijfskantine. Welke acties moet je uitvoeren?
A
Plaatsen van rood/wit lint
B
Plaatsen van geel/zwart lint
C
Witte strepen plaatsen
Slide 9 - Quiz
9. Sleep het juiste waarschuwingsbord naar de juiste betekenis.
Gevaar voor elektrische spanning
Laserstraal
Biologisch gevaar
Radioactieve stof
Slide 10 - Drag question
10. Hoe kun je inschatten of je te maken hebt met schadelijk geluid?
A
Als je op 4 meter afstand je stem moet verheffen om je verstaanbaar te maken.
B
Als je op normale gesprekafstand (1 meter) je stem moet verheffen.
C
Als je je mobiele telefoon niet kunt horen.
Slide 11 - Quiz
11. Je gaat schoonmaakwerkzaamheden doen en daarvoor gebruik je een gevaarlijke stof. Welke persoonlijke beschermingsmiddelen moet je in ieder geval gebruiken? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Overall.
B
Beschermende kleding.
C
Veiligheidslaarzen.
D
Anti-statische schoenen.
Slide 12 - Quiz
12. Gunther werkt in een omgeving met minder dan 19% zuurstof in de lucht. Welke adembescherming moet Gunther gebruiken? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Verse-luchtkappen.
B
Volgelaatsmasker met luchtflessen
C
Halfgelaatsmasker met P3 filter
D
Halfgelaatsmasker met P2 filter.
Slide 13 - Quiz
13. Je gaat met een hoge drukreiniger een muur reinigen. Welk persoonlijke beschermingsmiddel draag je om je ogen en gezicht te beschermen?
A
Kunststofgelaatscherm
B
Veiligheidsbril
C
Ruimtezichtbril
Slide 14 - Quiz
14. Sleep de juiste lichaamsbescherming naar de juiste werkzaamheden.
Werken langs de weg in het donker
Omgeving met explosiegevaar
Werken met gevaarlijke stoffen
Werken op de bouw met harde regen
Wegwerpkleding
Signaalkleding
Regenkleding
Antistatische kleding
Slide 15 - Drag question
15. Mag er met een vorkheftruck worden gehesen?
A
Dat mag met geen enkele vorkheftruck.
B
Alleen als deze een speciale hijsinrichting heeft.
C
Dat mag alleen door te hijsen met hijsbanden om de lepels.
Slide 16 - Quiz
16. Barry verplaatst een kleine machine met een handtakel. Hij moet zich aan een aantal veiligheidsmaatregelen houden. Wat is juist? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Hij moet deze klus samendoen met een collega
B
Hij mag de handtakel niet overbelasten
C
Hij moet de handtakel controleren voor gebruik
D
Hij moet de takel invetten voor gebruik
Slide 17 - Quiz
17. Je gaat bij een bouwproject de mobiele hijskraan bedienen. Wat is juist met betrekking tot het bedienen van de mobiele hijskraan? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Bij temperaturen onder de -5 graden is hijsen niet meer veilig
B
Je moet een hijsbewijs/hijscertificaat hebben
C
Er moet een leidinggevende als asssistent aanwezig zijn
D
Je mag de toegestane werkbelasting niet overschrijven
Slide 18 - Quiz
18. Johan gaat hout zagen met een handcirkelzaag. Hij moet op een aantal punten letten voordat hij start met het zagen van hout. Wat is juist? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Er moet een beschermkap op de handcirkelzaag zitten.
B
Het spouwmes moet passen bij de diameter en de dikte van het zaagblad
C
Het elektriciticiteitssnoer moet steeds achter de zaag blijven
D
Johan moet veiligheidshandschoenen dragen.
Slide 19 - Quiz
19. Met een kettingzaag zaag je aan aantal bomen om. Het geluidsniveau hierbij is 90 dB(A). Aan welke maatregelen moet je je houden? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Je moet de kettingzaag met twee handen bedienen
B
Je moet vooraf controleren of de kettingzaag elke 5 jaar is gecontroleerd.
C
Je moet gehoorbescherming dragen.
D
Je moet adembescherming dragen.
Slide 20 - Quiz
20. Je werkt met een vast opgestelde slijpmachine. Waar moet je op letten? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A
Je controleert of de afstand tussen de leunspaan en de slijpsteen minimaal 8 mm is
B
Je moet de leunspaan regelmatig bijstellen
C
Je moet het beschermruitje gebruiken.
D
Je moet de vervaldatum van de slijpsteen controleren.