This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Beste leerlingen
Succes in de toetsweek!!!
Slide 1 - Slide
TOETS IMPERIUM ROMANUM
klas- 1
Slide 2 - Slide
Dit hoofdstuk heet: Imperium Romanum. Wat betekent dat? Kies het juiste antwoord.
A
Romeinse Leiders
B
Romeinse Tijd
C
Romeinse Vrede
D
Romeinse Rijk
Slide 3 - Quiz
Sleep de woorden naar de goede plek in de tekst hier onder:
Het Romeinse Rijk was tot 500 v. Chr. een [...1...]. Daarna werd het een [...2...] en tenslotte een [...3...]. Het Romeinse Rijk is nooit een [...4...] geweest.
Koninkrijk
Democratie
Keizerrijk
Repubbliek
Slide 4 - Drag question
Schrijf 1 woord op: 'Volgens de mythe is de stad Rome gesticht door twee broers die werden grootgebracht door een wolvin.
Hoe heten die broers? Remus en ........?
Slide 5 - Open question
Hieronder staan vier kenmerkende aspecten. Welke hoort bij de tijd van Grieken en Romeinen?
A
De levenswijze van jager-verzamelaars
B
De opkomst van het christendom
C
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
D
Geen van de genoemde aspecten hoort bij de tijd van Grieken en Romeinen
Slide 6 - Quiz
De Romeinen leefden in een landbouwstedelijke samenleving. Wat bedoelen we daarmee?
A
De Romeinen leefden van de landbouw en van handel in steden.
B
De Romeinen leefden van de jacht en van de landbouw
C
De Romeinen leefden van de jacht en van de handel in grote steden.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 7 - Quiz
De Romeinen hadden veel bewondering voor een volk uit de Oudheid. Zij nemen veel van dat volk over. Welk volk was dat?
A
De Grieken
B
De Spanjaarden
C
De Perzen
D
De Egyptenaren
Slide 8 - Quiz
Voor alle inwoners in het Romeinse Rijk golden de Romeinse wetten en veel mensen spraken de taal van de Romeinen. Hoe noemen we die taal?
Slide 9 - Open question
De Romeinen vormden door veroveringen een groot rijk rond de Middellandse Zee. In welke volgorde veroverden ze de vier hieronder genoemde gebieden?
A-Griekenland. C-Noord-Afrika en Spanje B-Italië D-Turkije en West-Azië
A
B -> C -> A -> D
B
C -> B -> A -> D
C
B -> A -> C -> D
D
B -> C -> D -> A
Slide 10 - Quiz
Wat Pax Romana betekent weet je wel, maar met welke keizer begon die periode van 200 jaar vrede?
A
Julius Caesar
B
keizer Hadrianus
C
keizer Augustus
D
keizer Constantijn
Slide 11 - Quiz
Wat zijn proletariërs?
A
Arme Romeinen
B
Arme Romeinse mannen
C
Werkeloze Romeinen
D
Arme en werkeloze Romeinen
Slide 12 - Quiz
Wat zie je op dit plaatje?
A
De Senaat
B
Het Pantheon
C
Het Forum Romanum
D
Het Colosseum
Slide 13 - Quiz
Door wie werd de republiek Rome geleid?
A
De consuls
B
Julius Ceasar
C
De senaat
D
De keizer
Slide 14 - Quiz
Wat is geen goed voorbeeld van romanisering?
A
Germaanse kooplieden leren Latijn. Zo kunnen ze makkelijker handelen met de Romeinen.
B
Een Germaans stamhoofd bouwt een nieuw huis dat er net zo uit als een Romeinse villa.
C
Toen de Romeinen kwamen werd het gebruik van (Romeins) geld steeds normaler voor de Bataven
D
De inwoners van een Germaans dorp weigeren de Romeinse goden te vereren.
Slide 15 - Quiz
De Romeinen hadden het vaak over "Mare Nostrum" Wat betekent dat:
A
Onze Moeder
B
Onze Zee
C
De Romeinse Vrede
D
Het Romeinse Rijk
Slide 16 - Quiz
Wat voor Romeins ding zie je hier op de achtergrond?
Slide 17 - Open question
Wat is de meest complete omschrijving van vrijgelatenen bij de Romeinen?
A
Slaven die door hun meester waren vrijgelaten.
B
Gevangenen die werden vrijgelaten.
C
Gevangenen die onschuldig bleken te zijn. Hierdoor werden zij vrijgelaten.
D
Slaven die door hun meester waren vrijgelaten. Hun kinderen kregen het Romeinse burgerrecht.
Slide 18 - Quiz
Welk gebouw zie je hier op de achtergrond?
A
Circus Maximus
B
Colosseum
C
Forum Romanum
D
Pantheon
Slide 19 - Quiz
Wie vochten er tegen elkaar in het colosseum?
A
Vectoren
B
Imitatoren
C
Gladiatoren
D
Presentatoren
Slide 20 - Quiz
Sleep de begrippen naar de goede plek
Germania Inferior
Constantinopel
Istanboel
Rome
Parijs
Hier woont de paus
Slide 21 - Drag question
Hoe heet de leider van de hele christelijke kerk?
A
Kardinaal
B
Bisschop
C
Paus
D
Priester
Slide 22 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
De Romeinen gebruikten geen munten want zij deden alleen aan ruilhandel.
B
In het noorden van Nederland zijn veel meer Romeinse munten gevonden dan in Limburg
C
De meeste Romeinse munten zijn gevonden waar vroeger castra en castella waren
D
In de omgeving van de Limes zijn nauwelijks Romeinse munten gevonden