What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
GMK DA P3.3 - Herhaling Allergie en astma/COPD
1 / 41
next
Slide 1:
Slide
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 3
This lesson contains
41 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Een patiënt heeft desloratadine in haar dossier staan. Waar zou ze dit voor gebruiken?
A
Anafylactische shock
B
Blaasontsteking
C
Hooikoorts
D
Schimmelinfectie
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Een patiënte belt. Ze heeft vaak een bloedneus. Kan dit door één van onderstaande middelen komen?
A
Desloratadine (Aerius)
B
Fluticason (Flixonase)
C
Xylomethazoline (Otrivin)
D
Nee, kan niet
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Wat is een kenmerk van Adrenaline?
A
Bijwerking: Sufheid
B
Gebruik: 1 injectie, zo nodig na 3 dagen herhalen
C
Indicatie: anafylactische shock
D
Merknaam: Aerius
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Welk middel wordt gebruikt bij acute benauwdheid?
A
Kortwerkende luchtwegverwijder
B
Kortwerkende corticosteroïden
C
Langwerkende luchtwegverwijder
D
Langwerkende corticosteroïden
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Een patiënte wil een herhaling voor haar aanvalsmedicatie. Welke is dat?
A
Fluticason (Flixotide)
B
Salbutamol (Ventolin)
C
Salmeterol (Serevent)
D
Tiotropium (Spiriva)
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Een patiënt gebruikt 2 middelen:
ipratropium (Atrovent) z.n.
tiotropium (Spiriva) 1x daags 2 sprays
Wat zou deze patiënt hebben?
A
Astma
B
COPD
C
Hooikoorts
D
Is niet te zeggen
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Een patiënt belt dat hij formoterol wil herhalen. Die andere inhalator 'fluticason' werkt namelijk niet.
Wat is waar over fluticason?
A
Bij geen effect, dan stoppen
B
Belangrijkste behandeling bij COPD
C
Werkt pas na een paar weken
D
Zo nodig gebruiken
Slide 23 - Quiz
Wat is een bekende bijwerking van ICS?
A
Droge mond
B
Hartkloppingen
C
Bloedneus
D
Schimmelinfectie in de mond
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Een patiënte gebruikt mometason (Nasonex) neusspray?
Waar zou ze dit voor gebruiken?
A
Allergie
B
Astma
C
Longaanval
D
Reuma
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Slide
Bij welke inhalator moet een voorzetkamer worden gebruikt?
A
Dosisaerosol
B
Diskus
C
Respimat
D
Turbuhaler
Slide 28 - Quiz
Een patiënt wil die ronde inhalator herhalen. Welke bedoelt hij?
A
Aerochamber
B
Fluticason Dosisaerosol
C
Spiriva Respimat
D
Ventolin Diskus
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Iemand heeft last van droge hoest. Kan het door een van de middelen komen?
A
Adrenaline (Epipen)
B
Codeïne
C
Enalapril
D
Levocetirizine
Slide 31 - Quiz
Even herhalen!
Slide 32 - Slide
Een patiënt heeft een penicilline-allergie. Welk middel kan hij niet tegen?
A
Ciprofloxacine (Ciproxin)
B
Doxycycline (Efracea)
C
Flucloxacilline (Floxapen)
D
Nitrofurantoïne (Furabid)
Slide 33 - Quiz
Een patiënte is na 5 dagen gestopt met haar 7-daagse amoxicilline kuur. Wat kan het gevolg hiervan zijn?
A
Diarree
B
Huiduitslag
C
Obstipatie
D
Resistentie
Slide 34 - Quiz
Een patiënt belt. Ze wil de zakjes voor de stoelgang graag herhalen.
Welk middel bedoelt ze en waar wordt dit bij gebruikt?
A
Macrogol; diclofenac
B
Omeprazol; morfine
C
Macrogol; oxycodon
D
Omeprazol; naproxen
Slide 35 - Quiz
Corticosteroïden worden gebruikt bij
A
Astma
B
Hooikoorts
C
Reuma
D
Alle drie
Slide 36 - Quiz
Een patiënte wil graag een diarreeremmer.
Ze gebruikt medicijnen. Is er een medicijn dat diarree als bijwerking heeft?
A
Amlodipine
B
Codeïne
C
Metformine
D
Nee
Slide 37 - Quiz
Een patiënt vraagt om zijn HbA1c-waarde. Bij welk middel wordt dit gecontroleerd?
A
Acenocoumarol
B
Gliclazide
C
Hydrochloorthiazide
D
Simvastatine
Slide 38 - Quiz
Een patiënt belt vanwege hartkloppingen. Kan dat door een van de middelen komen?
A
Bisoprolol tablet
B
Carbasalaatcalcium zakjes
C
Salbutamol dosisaerosol
D
Nee
Slide 39 - Quiz
Een patiënt gaat naar de tandarts en moet aangeven of hij een bloedverdunner gebruikt. Is dat zo?
A
Allopurinol
B
Insuline glargine (Lantus)
C
Rivaroxaban (Xarelto)
D
Nee
Slide 40 - Quiz
Welk middel wordt gebruikt bij neuropathische pijn?
A
Metoclopramide
B
Pregabaline
C
Spironolacton
D
Triamcinolon
Slide 41 - Quiz
More lessons like this
Les 7; herhaling astma, copd en geneesmiddelen bij astma/copd
June 2021
- Lesson with
48 slides
farmacotherapie
MBO
Studiejaar 1
COPD DA
December 2023
- Lesson with
27 slides
LessonUp
MBO
Studiejaar 2
GMK P1.2 - Les 3 Corticosteroïden
November 2021
- Lesson with
31 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 1
1e jaars: week 4 periode 3/4 astma, copd en geneesmiddelen bij astma/copd
March 2022
- Lesson with
40 slides
farmacotherapie
MBO
Studiejaar 1
les 2: les 2: Overgevoeligheid; Histamine-afgifte remmende stoffen; Antihistaminica
November 2022
- Lesson with
42 slides
farmacotherapie
MBO
Studiejaar 1
les 6: herhaling
May 2023
- Lesson with
32 slides
farmacotherapie
MBO
Studiejaar 1
GMK P1.2 - Herhaling
December 2021
- Lesson with
38 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 1
Les 1 VAAC inleiding allergie
1 day ago
- Lesson with
26 slides
Farmaceutische patientenzorg
MBO
Studiejaar 2