Les 16 - H1 Grammatica: Zinsontleding

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Lesplanning
- Lesdoel
- Voorkennis activeren 
- Uitleg theorie 
- Opdracht
- Controleren
- Afsluiting

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les...
Kun je uitleggen wat de volgende begrippen betekenen:
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
- Bijvoeglijke bepaling

Slide 3 - Slide

YESweek 2
Hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 6
1) Grammatica 
2) Spelling

Slide 4 - Slide

Zinsontleding

Slide 5 - Mind map

Zinsontleding
Op zinsniveau (zinsdelen benoemen) 
- redekundig ontleden

Op woordniveau (woorden benoemen)
- taalkundig ontleden

Slide 6 - Slide

De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oude oma in het zonnige park

Slide 7 - Slide

Taalkundig ontleden (woordsoorten benoemen)
De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oma in het zonnige park
De = lidwoord
Lachende = bijvoeglijk naamwoord
Kinderen = zelfstandig naamwoord
Geven = werkwoord
Een = lidwoord
Dikke = bijvoeglijke naamwoord
Aan = voorzetsel
De = lidwoord
In = voorzetsel
Het = lidwoord

Slide 8 - Slide

Redekundig ontleden (zinsdelen benoemen)
De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oma in het zonnige park

PV = geven 
WWG = geven 
OW = De lachende kinderen
LV = een dikke knuffel
MV = aan de oma 
BWB = in het zonnige park

Slide 9 - Slide

Wat valt je op?

Slide 10 - Mind map

Zinsdelen benoemen: herhaling
1) Werkwoordelijk gezegde (wwg)
2) Onderwerp (ow)
3) Lijdend voorwerp (lv)
4) Meewerkend voorwerp (mv)
5) Bijwoordelijke bepaling (bwb)


Slide 11 - Slide

Zinsdelen benoemen: herhaling
Zinsdeel
Hoe te vinden
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin
Onderwerp
Wie/wat + wwg
Lijdend voorwerp
Wat/wie + wwg + ow 
Meewerkend voorwerp
Aan/voor wie + wwg + ow + lv
Bijwoordelijke bepaling
Waar? Wanneer? Hoe? Hoe veel? Waarom? Waarheen?

Slide 12 - Slide

Redekundig ontleden (zinsdelen benoemen)
De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oma in het zonnige park


WWG = geven 
OW = De lachende kinderen
LV = een dikke knuffel
MV = aan de oma 
BWB = in het zonnige park

Slide 13 - Slide

De schattige kleuters maken een cadeau voor hun vader tijdens de les

Slide 14 - Slide

Zinsontleding 
De schattige kleuters maken een cadeau voor hun vader tijdens de les

WG = maken 
OW = de schattige kleuters
LV = een cadeau 
MV = voor hun vader
BWB = tijdens de les 

Slide 15 - Slide

Bijvoeglijke bepaling

Slide 16 - Mind map

Bijvoeglijke bepaling
= geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord

Belangrijk: is geen apart zinsdeel, maar hoort bij een zinsdeel!

Slide 17 - Slide

Welke zelfstandig naamwoorden zie je?
1) De schattige kleuters maken een groot cadeau voor hun vader tijdens de les

2) De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oma in het zonnige park

Slide 18 - Slide

Staat er iets in de zin wat extra info geeft over de zn?
1) De schattige kleuters maken een groot cadeau voor hun vader tijdens de les

2) De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oude oma in het zonnige park

Slide 19 - Slide

Staat er iets in de zin wat extra info geeft over de zn?
1) De schattige kleuters maken een groot cadeau voor hun vader tijdens de les

Schattige --> kleuters
Groot --> cadeau

Bijvoeglijk bepaling: schattige en groot

Slide 20 - Slide

Staat er iets in de zin wat extra info geeft over de zn?
2) De lachende kinderen geven een dikke knuffel aan de oude oma in het zonnige park

Lachende --> kinderen
Dikke --> knuffel
Oude --> oma
Zonnige --> park

Bijvoeglijk bepaling: lachende, dikke, oude en zonnige

Slide 21 - Slide

Meer voorbeelden
1) De zwarte auto die nieuw is staat geparkeerd voor mijn deur

2) De roze trui is warm 

3) Mijn zusje die in Engeland woont, komt morgen langs

Slide 22 - Slide

Wat is de bijvoeglijke bepaling in de zin:

Het huiswerk was moeilijk
A
Huiswerk
B
Was
C
Moeilijk
D
Is er niet.

Slide 23 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de post van mijn oma......
A
de post
B
post
C
van mijn oma
D
oma

Slide 24 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De barbecue van de buren ......................
A
De barbecue
B
barbecue
C
van de buren
D
buren

Slide 25 - Quiz

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Hoofdstuk 1 Grammatica
Blz. 22-24 
Opdracht 1, 2, 5 en 6

Hoe
Boek en schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Goed! Iets voor jezelf doen
timer
5:00

Slide 26 - Slide