Herhaling redekundig ontleden tm bwb

Redekundig ontleden 

M3c
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Redekundig ontleden 

M3c

Slide 1 - Slide

leerdoelen
- kunnen uitleggen: wat redekundig ontleden?
- stappenplan redekundig ontleden kunnen opnoemen
- stappenplan redekundig ontleden kunnen uitvoeren t/m mwv

Slide 2 - Slide

Wat is het onderwerp in de zin:
Martin maakte een PowerPoint-presentatie.
A
Martin
B
maakte
C
een Powerpoint-presentatie
D
er is geen onderwerp

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm

Slide 4 - Quiz

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Benoem het zinsdeel: 'mijn scooter'
Hij heeft mijn scooter gerepareerd.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 15 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'gerepareerd'
Hij heeft mijn scooter gerepareerd.
A
ww-rest
B
pv
C
lv
D
gem-rest

Slide 16 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'heeft'
Mijn broer heeft een mooi cadeau voor mijn moeder gekocht.
A
ww-rest
B
pv
C
lv
D
gem-rest

Slide 17 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'een mooi cadeau'
Mijn broer heeft een mooi cadeau voor mijn moeder gekocht.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 18 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'voor mijn moeder'
Mijn broer heeft een mooi cadeau voor mijn moeder gekocht.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 19 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'aan het koken'

Ik ben al de hele middag aan het koken.
A
ww-rest
B
pv
C
gem-rest
D
niet ww-rest

Slide 20 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'Mag'

Mag ik jullie iets vragen?
A
ww-rest
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 21 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'jullie'

Mag ik jullie iets vragen?
A
ww-rest
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 22 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'morgen'

Komen jullie morgen naar mij?
A
bwb
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 23 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'naar mij'

Komen jullie morgen naar mij?
A
bwb
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 24 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'Hij'

Hij geeft zijn hond een dikke knuffel.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 25 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'een dikke knuffel'

Hij geeft zijn hond een dikke knuffel.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 26 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'zijn hond'

Hij geeft zijn hond een dikke knuffel.
A
bwb
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 27 - Quiz

Ontleed deze zinnen in je schrift
1. Tijdens de lunch hebben wij tosti's gegeten. 
2. Geef jij de hond vanavond zijn eten? 
3. Frits stond na de les op zijn tafel te dansen. 
4. Ik legde mijn pen direct neer. 
5. Gisteren heb ik snel in de winkel een cadeau gekocht. 
*6. Pak je jas! 
*7. Pieter en Sanne staan voor school te wachten.  
* Verzin nu zelf een zin met hierin een: pv, ond, lv, mv en minimaal één bwb. 

Slide 28 - Slide

Lever een duidelijke foto van de ontlede zinnen in. 

OF we kijken de zinnen NU na. 

Slide 29 - Slide