Les 3. Populatiedynamiek

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Eindexamenvraag havo 2019

Over de relaties tussen de plant, de vleesetende luis, de spin en de fruitvliegjes worden drie uitspraken gedaan:
1. Tussen de vleesetende luis en de plant is sprake van mutualisme.
2. Tussen de vleesetende luis en de fruitvliegjes is sprake van
parasitisme.
3. Tussen de spin en de fruitvliegjes is sprake van predatie.

Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en schrijf achter elk nummer of de betreffende uitspraak juist of onjuist is.

Slide 2 - Slide

Over de relaties tussen de plant, de vleesetende luis, de spin en de fruitvliegjes worden drie uitspraken gedaan:
1. Tussen de vleesetende luis en de plant is sprake van mutualisme.
2. Tussen de vleesetende luis en de fruitvliegjes is sprake van parasitisme.
3. Tussen de spin en de fruitvliegjes is sprake van predatie.

Noteer de nummers 1, 2 en 3 en schrijf achter elk nummer of de betreffende uitspraak juist of onjuist is.

Slide 3 - Open question

Waarom kunnen deze soorten toch naast elkaar leven? (allebei herbivoren & consument van de .... orde

Slide 4 - Slide

Habitat en niche
Habitat:
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren (een aanwijsbare plek)

Niche:
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de habitat beïnvloedt. (rol/functie)

Slide 5 - Slide

Door verschillen in niche kunnen verschillende soorten samenleven in dezelfde habitat.

Slide 6 - Slide

DOEL
Je kunt in een gegeven situatie beargumenteren hoe verschillende factoren bijdragen aan populatiegroei (of afname)

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

BALANS
Populatiegroei = (geboorte-sterfte) + (immigratie - emigratie)

i= in
e=exit

Hoe zijn deze begrippen van toepassing op het vorige filmpje?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Geef een biotische factor en een abiotische factor die invloed hebben op het geboortecijfer

Slide 11 - Open question

Geboortecijfer
populatiegrootte
voedselbeschikbaarheid
soort

Slide 12 - Slide

Sterftecijfer
biotisch
predatie
ziekte
voedseltekort

abiotisch
droogte
hitte/kou

Slide 13 - Slide

DOEL
Je kunt veel voorkomende patronen in populatiedynamiek in een gegeven context herkennen en verklaren (predator-prooi dynamiek, S-curve, J-curve)

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

fasen
  1. Exponentiele groei (J-curve)
  2. Stabilisatie (S-curve)
  3. biologisch evenwicht


"verspreid zich in een rap tempo"

Slide 16 - Slide

Exponentiële groei
Voorwaarde: 
Geen beperkende factoren

Geeft J-curve

Loopt het compleet uit de hand, dan noem je de soort een plaag

Bij een J-curve is er vaak er verassingselement aanwezig







Slide 17 - Slide

Stabilisatie
Beperkende factoren gaan een rol spelen (Welke?)

Groei stopt als draagkracht is bereikt

Geeft s-curve

Slide 18 - Slide

Beperkende factoren
  • Broedplekken verwijderen
  • Inzet natuurlijke vijanden
  • Voedsel afschermen (gaas)
  • Gif

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

DOEL
Je kunt in een gegeven situatie beargumenteren wat de beste methode is om een populatiegrootte te bepalen. Je kunt de volgende methoden toepassen: Tellen, Steekproef, Vangen-Merken-Terugvangen

Slide 23 - Slide

Hoe bepaal jij het aantal gnoe's?

Slide 24 - Slide

Tellen of steekproef?
Tellen:
Weinig individuen en makkelijk te zien

Steekproef:
Veel individuen en homogeen verdeeld

Slide 25 - Slide

0

Slide 26 - Video

Vangen-merken-terugvangen
  1. Vang en merk een deel van de populatie
  2. Geef dieren tijd om zich opnieuw te verdelen
  3. Vang een deel van de populatie en tel de gemerkte dieren

Aanname:
verhouding gemerkt/ongemerkt is bij de 2e vangst gelijk aan de verhouding in de totale populatie

Slide 27 - Slide

Samen een voorbeeld uitwerken
Met de volgende berekening is het totaal aantal spitsmuizen in dat gebied te bepalen: x : y = o : g.
x = de onbekende populatiegrootte
y = het aantal gemerkte dieren
o = aantal dieren dat de tweede keer is gevangen en 
g = het aantal teruggevangen gemerkte dieren.

Makkelijker is om x =  (y * o) / g

Dus: onbekende populatiegrootte = (aantal gemerkte dieren * aantal dieren 2e vangst) / aantal 
                                                                                                                                    teruggevangen gemerkte dieren

Slide 28 - Slide

Een vwo 5 leerling op het Ichthus College wil weten hoeveel eerstejaars er in de school zijn. Hij beschiet er 25 met watervaste verf. De leerling vraagt een groepje medeleerlingen om een dag later eerstejaars te zoeken. Van de 20 leerlingen die ze vinden hadden er 2 een verfvlek. Bereken de grootte van de eerstejaars populatie.

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Link

In de praktijk blijkt dat de telling van de havo 5 leerling niet helemaal klopt met de werkelijkheid. De leerlingen die de eerste keer geraakt werden door de verf blijken zich veel meer te verstoppen en zijn dus moeilijker terug te vangen. Is er in de berekening van de havo-5 leerling een overschatting of onderschatting van het werkelijk aantal eerstejaars geweest?

Slide 31 - Open question

Samenvattend
Als gemerkte dieren gemakkelijker terug te vangen zijn de tweede keer, dan zal er sprake zijn van een onderschatting

Als gemerkte dieren moeilijker terug te vangen zijn de tweede keer, dan zal er sprake zijn van een overschatting

Slide 32 - Slide

Inzichtsvraag. Bij de eerste vangst tweedejaars leerlingen zijn er 30 gemerkt met verf. Bij de twee vangst waren er wederom 30 tweedejaars leerlingen. Er zijn op school 150 tweedejaars leerlingen. Hoeveel leerlingen moeten er gemerkt met verf zijn geweest bij de tweede vangst?

Slide 33 - Open question

Huiswerk
Maken oefen opgaven 23.4 en toetsvragen 23.5
Lezen 23.8

Slide 34 - Slide