Theme 4; Future

Welcome! Today: the future
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome! Today: the future

Slide 1 - Slide

Goal
Aan het eind van de les:
  • weet je welke drie vormen er zijn om iets te vertellen over de toekomst.
  • Weet je hoe en wanneer je welke vorm moet gebruiken. 


Slide 2 - Slide

The plan
  • Future; 
  1. present simple
  2. Will, 
  3. to be going to, 

Slide 3 - Slide

The future met de present simple

Hoe vorm je ook alweer de present simple?

Slide 4 - Slide

Vertaal de volgende zin:
Hij loopt naar school.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Hoe vorm je de future met de present simple?
Onderwerp
Hele werkwoord (+ S)
Rest van de zin
The train
arrives
at 12.45 PM. 
The plane
departs
at eight o'clock. 
Our next class
starts 
at 09.45 hours. 

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je de de present simple voor iets in de toekomst? 
  • tijden volgens een vast schema:
  • dienstregeling
  • rooster
  • reisschema

Slide 8 - Slide

Hoe laat komt de bus uit Newton Abbot aan?

Slide 9 - Open question

The bus to Newton Abbot departs at 12.30. 

Slide 10 - Slide

Vertaal in het Engels:
De bus naar Bristol Parkway vertrekt om 12.25.

Slide 11 - Open question

Future met be going to
  • I am going to call you later this week. 
  • I am going to Spain for my summer holiday. 

Slide 12 - Slide

Future = to be going to
     voorspellingen waar je bewijs
     voor hebt.  
     Je bent van plan om iets te 
     gaan doen
1
2

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Future to be going to
Onderwerp
vorm van to be
going to
hele werkwoord
rest van de zin
I
am
going to
call
you later this week
You
are
going to
do
your homework tonight
She
is
going to
visit
family in England
We
are
 going to
cycle
to school tomorrow
They
are
not going to
invite
a lot of people to their party.

Slide 15 - Slide

Future to be going to, ontkenningen
Onderwerp
vorm van to be + not
 going to
hele werkwoord
rest van de zin
I
am not/
'm not
going to
call
you later this week
You
are not/
're not
going to
do
your homework tonight
She
is not/
isn't 
going to
visit
family in England
We
are not/
aren't 
 not going to
cycle
to school tomorrow
They
are not/
aren't 
not going to
invite
a lot of people to their party.

Slide 16 - Slide

Future tenses:
Wanneer gebruik je 'to be going to'?
A
Als je van plan bent iets te doen.
B
Als iets volgens vaste tijden verloopt.
C
In een vraagzin.

Slide 17 - Quiz

Vertaal: Ik ga naar Spanje deze zomer.

Slide 18 - Open question

Vertaal: Hij gaat niet naar school morgen.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Voorbeelden future met Will
  • In 2050, people will live on Mars (voorspelling). 
  • I will (not) help you with your homework tomorrow. (belofte).
  • We  will (not) save some cookies for you. (aanbod). 
  • Je mag ook de verkorte vorm gebruiken: 
  • I will = I'll      you will = you'll       We will = We'll 
  • Let op: bij een ontkenning wordt de verkorte vorm van        will not: won't: We won't save some cookies for you. 

Slide 22 - Slide

Je gebruikt de future met Will
A
Bij voorspellingen met bewijs.
B
Een voorspelling zonder bewijs.
C
Als je ter plekke iets besluit.
D
Voor plannen en afspraken.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Samenvattend: future met

Present simple
Be going to
Will
tijden volgens een vast schema
Voorspellingen met bewijs
Voorspelling zonder bewijs (eigen mening)
Dienstregeling
Voorspellingen op basis van wat je ziet. 
Als je iets aanbiedt
Rooster
Plannen en afspraken
Als je iets belooft.
Reisschema
Als je iets ter plekke besluit. 

Slide 25 - Slide

Vraagzinnen met will of shall.
  • Bij vraagzinnen gebruik je bij I en We: shall. Dit zet je vooraan de zin:
  • Shall I save some cookies for you?
  • Shall we go to the beach tomorrow?
  • Let op: Shall gebruik je alleen bij I en We. 
  • Bij alle andere persoonsvormen gebruik je Will

Slide 26 - Slide

Vraagzinnen met will of shall.
Shall
I
save some cookies for you?
Will
you
wait for me?
Will
He/she/it
come to dinner tonight?
Shall
we
bring some pizza for dinner?
Will
they
go to Spain this year?

Slide 27 - Slide

Future tense: Will

Wanneer gebruiken?
A
Gebruik bij tijden (klok)
B
Gebruik bij afspraken met vaste tijd/plaats
C
Gebruik bij plannen of voorspelling met bewijs
D
Gebruik bij beloftes of voorspelling zonder bewijs

Slide 28 - Quiz

Future: bij een voorspelling zonder bewijs, gebruik je...
A
present simple
B
will+hele ww
C
is/am/are going to + hele ww
D
present continuous

Slide 29 - Quiz

Maak opdracht: 
  • KGT: blz. 42, 43, 44, opdracht 52, 53, 54, 55, 56
  • T/Havo: blz. 42, 43, opdracht 52, 53. 
  • Kijk de opdrachten zelfstandig na met een werkblad. 
  • Klaar: ga woordjes leren via Slim Stampen. 

Slide 30 - Slide