Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 14 slides, with text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
Slide 1 - Slide
- Welkom!
- Terugblik spelling
- Oefenen voor de toets
Doel:
- Je weet wanneer je hoofdletters moet plaatsen in een zin of een tekst.
- Je weet welke woorden in sommige vreemde talen wel met hoofdletter moeten en in het Nederlands niet.
- Je benoemt je sterke punten en de dingen waar je nog aan moet werken.
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Slide
Als je je boek uit hebt, mag je ook aan je
eigen literatuuropdracht werken.
Stillezen
timer
15:00
Slide 3 - Slide
Spelling - Hoofdletters en interpunctie
Slide 4 - Slide
1. Aan het begin van de zin
- Let op: als de zin niet met de eerste letter van het woord start krijgt het volgende woord een hoofdletter.
- 's Avonds (komt van Des avonds -> je zegt niet deS avonds...
2. Eigennamen + aardrijkskundige namen + afleidingen daarvan
- Let op: eerste letter van de naam + hoofdwoorden
Leanne Takken-Hirschmann / L. Takken / mevrouw Takken
Nicolette van Dam / N. van Dam / mevrouw Van Dam (mevr. Van den Ham)
3. Religieuze feesten
Kerst, Pasen, Pinksteren
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 5 - Slide
4. Aardrijkskundige namen + afleidingen daarvan
Frankrijk + Frans + Franse wijn
Zuid-Engeland
Noord-Spanje
5. Historische gebeurtenissen
Tweede Wereld Oorlog
Frans-Duitse Oorlog
6. Titels van boeken/films/ series etc.
Zwartboek, Het leven van een Loser
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 6 - Slide
Geen hoofdletters:
1. Afleidingen van religieuze feesten:
Dus Kerst, maar kerstboom
2. Religies zelf
christendom, boeddhisme
3. Maanden, dagen, windstreken
4. Cijfers
Als je een cijfer aan het begin van een zin schrijft, komt er helemaal geen hoofdletter bij.
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 7 - Slide
Leestekens
Spelling - Hoofdletters en interpunctie
Slide 8 - Slide
Punt, uitroepteken, vraagteken
1. Je gebruikt een punt aan het einde van een zin.
2. Je gebruikt een uitroepteken als je iets wilt benadrukken!
3. Gebruik je een vraagteken bij een vraag?
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 9 - Slide
Komma
1. Tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn (voor voegwoorden):
- Joppe gaat elk jaar naar Frankrijk op vakantie, omdat zijn ouders daar een vakantiehuisje hebben
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 10 - Slide
Komma
2. Je gebruikt komma's bij een opsomming.
Als je meerdere dingen opsomt, gebruik je en of of tussen de laatste twee dingen die je opsomt:... , ... , … en … / … , … , of ...
- We kochten gebakjes, cola, chips en bitterballen voor het feest.
- Wil je op hockey, voetbal of tennis?
Let op: 'EN' en een komma hebben dezelfde functie!
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 11 - Slide
Komma
3. Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen (verander de zin van tijd om erachter te komen of je te maken hebt met twee persoonsvormen naast elkaar)
- Als je vanavond thuiskomt, mag je lekker uitrusten.
- Als we nu gaan, komen we nog op tijd.
4. Wanneer je iemand direct aanspreekt, gebruik je een komma.
- Marloes, help je even met de boodschappen?
- Timo, kom je straks mee voetballen?
- Jongens, houd nu eens op!
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 12 - Slide
Komma
5. Je zet ook een komma voor of na een tussenwerpsel.
Tussenwerpsels zijn woorden of woordgroepen die losstaan van de rest van de zin.
Tussenwerpsels drukken vaak een emotie uit: bijvoorbeeld pijn of blijdschap.
- Au, dat doet ontzettend veel pijn!
- Hoera, je hebt je examens gehaald!
- Wow, wat goed dat je hebt volgehouden.
- Foei, dat mag je niet doen!
Spelling 2.2 - hoofdletters en leestekens
Slide 13 - Slide
Oefen voor de toets:
Lezen:
Learnbeat 3 - Op mijn niveau (basis en verdieping)
Grammatica:
Learnbeat 2.1 - H + I = verder oefenen + zelf oefenen
Spelling:
Learnbeat 2.2 - zelf oefenen
Oefenen met woordjes (linkerbalk) - worden niet getoetst, maar misschien komen ze in teksten etc. voor.