Paragraaf 2: verbanden tussen zinnen

Paragraaf 2: verbanden tussen zinnen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Paragraaf 2: verbanden tussen zinnen

Slide 1 - Slide

Zinnen correct begrenzen: voegwoorden en leestekens
Ik kan verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.
Verbanden tussen zinnen
Nederlands
Cursus 6 paragraaf 2
Opdracht 1 tot en met 4
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten
Leren voor toetsweek!

Slide 2 - Slide

Vorige les
Op welke manier kun je een zin begrenzen?

Hoe gebruik je voegwoorden en wie kan voorbeelden geven?
Wanneer moet ik een komma gebruiken en wanneer een punt?

Slide 3 - Slide

Lesdoel

Ik kan verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.

Slide 4 - Slide

Instructie

Signaalwoorden en zinsverbanden.

Waarom?

Slide 5 - Slide

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 6 - Slide

Zinsverbanden

Slide 7 - Slide

Verbanden
Zinsverband: Zinnen hebben met elkaar te maken.
Voorbeeld: In de eerste zin wordt iets gedaan. In de volgende zin lees je wat erna gebeurd .

Alineaverband:  In de eerste alinea wordt iets gezegd. In de volgende alinea lees je een voorbeeld.

Slide 8 - Slide

Welke tekstverbanden zijn er?
- Opsomming
- Tegenstelling
- Oorzaak - gevolg
- Reden/ verklaring

Bij bepaalde verbanden horen vaste signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Aan het werk
Cursus 6 paragraaf 2
Blz. 232-233
Opdracht 1 tot en met 4

Klaar? Werk aan docent laten zien en daarna nakijken (ook paragraaf 1)
timer
15:00

Slide 11 - Slide