BSR 30/11 1aha Formuleren 2 Zinsverbanden

Open je boek alvast op blz 230-231.
Log alvast in op LessonUp (de code
staat  linksonder in beeld).

§1 Zinnen correct begrenzen
§2 Verbanden tussen zinnen

Voordat we beginnen:
1AHA
CURSUS 6
FORMULEREN
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open je boek alvast op blz 230-231.
Log alvast in op LessonUp (de code
staat  linksonder in beeld).

§1 Zinnen correct begrenzen
§2 Verbanden tussen zinnen

Voordat we beginnen:
1AHA
CURSUS 6
FORMULEREN

Slide 1 - Slide

  • Je kunt voegwoorden en leestekens gebruiken om grenzen in een zin aan te geven.
  • Je kunt verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les gaan we:
  • Terugblikken op paragraaf 1:
  • Zinnen correct begrenzen.
  • De uitleg van paragraaf 2: Verbanden tussen zinnen.
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor huiswerkopdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide


Nieuw onderdeel: Formuleren

Cursus Formuleren
voegwoorden, leestekens, tekstverbanden, verwijswoorden,
de trappen van vergelijking.



De planning

Slide 6 - Slide

Formuleren


for·mu·le·ren (formuleerde, heeft geformuleerd)
1. onder woorden brengen

bron: vandale.nl 

Slide 7 - Slide

Sleep de woorden naar het vak, die volgens jou bij voegwoorden zijn. 
moeten
dus
want
kunnen
omdat
daarom

Slide 8 - Drag question

Uitlegvideo!

Slide 9 - Slide



Een tekst bestaat uit zinnen. Om deze zinnen goed leesbaar te maken, gebruik je voegwoorden. Je kunt twee zinnen samenvoegen door een voegwoord te gebruiken. 

Voorbeelden: als, doordat, dus, maar, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat of zodra.

Lissy en Lindsay gaan op vakantie. Ze vinden dat leuk.
Lissy en Lindsay gaan op vakantie, omdat ze dat leuk vinden.

Voegwoorden

Slide 10 - Slide

Voegwoorden
Let op: sommige voegwoorden kunnen aan het begin van de zin staan. 

Amy versiert de woonkamer, omdat haar broer morgen jarig is.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat klopt er niet?

Slide 13 - Open question

Wat klopt er niet?

Slide 14 - Open question

Wat klopt er niet?

Slide 15 - Open question

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen of aangeven door middel van signaalwoorden

Slide 16 - Slide





De zinnen van een tekst houden verband met elkaar. Dat betekent dat ze samen iets betekenen. Ook tussen delen van een lange zin bestaat vaak een verband. Zulke tekstverbanden kun je aangeven met signaalwoorden: als, maar, want.

Zo kun je opsomming geven, een tegenstelling noemen of een oorzaak en gevolg van iets geven.
We leren acht tekstverbanden, waar verschillende signaalwoorden bij horen





Tekstverbanden

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welk tekstverband geven de groene signaalwoorden aan? Vul bij 4 en 5 zelf de woorden in. Schrijf de antwoorden in je schrift. Gebruik het schema op blz. 232.
1. Mijn ouders houden niet van wintersport, maar zijn wel gek op het koude weer
2. Ik ga vandaag in de auto naar school, omdat het heel slecht weer is.
3. Ik ga pas naar het feestje wanneer ik mijn werk af heb.
4. Ik speel graag games op mijn Playstation 5, ... Fifa, Call of Duty en GTA.
5. Eerst moet ik boodschappen doen, ... naar mijn opa en oma en ... moet ik trainen.
Opdracht
timer
3:00

Slide 19 - Slide

Lucas heeft veel spierpijn, ...
hij vorige twee voetbalwedstrijden heeft gevoetbald.
A
want (redengevend verband)
B
omdat (redengevend verband)
C
daarom (concluderend verband)
D
zoals (voorbeeld)

Slide 20 - Quiz

James maakt zijn huiswerk niet, ... zit de hele avond online te gamen.
A
want (redengevend verband)
B
omdat (redengevend verband)
C
daarom (concluderend verband)
D
zoals (voorbeeld)

Slide 21 - Quiz

Joy mag vanwege haar lactose-intolerantie geen zuivel, ... boter, melk en kaas.
A
bijvoorbeeld (voorbeeld)
B
omdat (redengevend verband)
C
namelijk (redengevend verband)
D
zoals (voorbeeld)

Slide 22 - Quiz

Maak zelf een zin waarin een tekstverband voorkomt. Gebruik daarbij een signaalwoord.
Je mag het schema op blz. 232 gebruiken.

Slide 23 - Open question

Wat?
Cursus 7 Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen.
Havo: opdracht 1 t/m 5 (blz. 232-233).
Vwo: opdracht 1 t/m 4 (blz. 232-233).
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt. Gebruik de uitleg in de groene blokjes theorie in je boek. 
Tijd
20 minuten. Daarna gaan we afronden.
Klaar?
Oefen verder in de online trainer (Magister leermiddelen) of maak een samenvatting van §1 en 2.
Huiswerk voor maandag
timer
15:00

Slide 24 - Slide

  • Je kunt voegwoorden en leestekens gebruiken om grenzen in een zin aan te geven.
  • Je kunt verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.
Lesdoelen

Slide 25 - Slide

Waarom bestaan signaalwoorden?

Slide 26 - Open question

Maak een zin waarin een redengevend verband voorkomt. Gebruik een passend signaalwoord.

Slide 27 - Open question

"Ik open het raam, want het is hier veel te warm."
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 28 - Quiz

'Ik weet in welke situaties ik hoofdletters en komma's moet gebruiken.'
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

'Ik zou graag extra uitdaging willen bij het onderdeel formuleren (zinnen begrenzen en zinsverbanden).'
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

'Ik zou graag extra hulp willen bij het onderdeel formuleren (zinnen begrenzen en zinsverbanden).'
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Kies het juiste tekstverband.
''Dit jaar wil ik op vakantie naar Australië en dat kost nogal wat. Ik moet dus flink gaan sparen om deze reis te kunnen betalen.''
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 32 - Quiz

"Dankzij mijn projecten zie ik de stad op nieuwe manieren.''
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 33 - Quiz

Kies het juiste tekstverband.

''Ik heb het vermoeden dat er iemand in de problemen zit. Ik zal dus moeten gaan helpen.''

A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 34 - Quiz

Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.


A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)

Slide 35 - Quiz

Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.


A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)

Slide 36 - Quiz

Ik heb op de vrijmarkt veel spullen verkocht; ... heb ik nu meer ruimte in mijn kasten.
A
zodat (reden)
B
daarna (chronologie)
C
daardoor (gevolg)
D
waardoor (gevolg)

Slide 37 - Quiz

Shania heeft meestal geen zin om te gaan zwemmen, ... het echt heel erg warm is.
A
zodat (reden)
B
tenzij (voorwaarde)
C
maar (tegenstelling)
D
waardoor (gevolg)

Slide 38 - Quiz