Formuleren 2: Verbanden tussen zinnen

Je leert voegwoorden en leestekens te gebruiken om zinnen correct te begrenzen.
Uitleg
Nederlands
FB blz 232-233
opdracht 1 t/m 4
Hebben we alle doelen behaald?
opdracht 1 t/m 4
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Je leert voegwoorden en leestekens te gebruiken om zinnen correct te begrenzen.
Uitleg
Nederlands
FB blz 232-233
opdracht 1 t/m 4
Hebben we alle doelen behaald?
opdracht 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Leerdoel vorige les
Je leert voegwoorden en leestekens te gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 2 - Slide

Leerdoel deze les
Je leert door middel van signaalwoorden verbanden te leggen.

Slide 3 - Slide

Instructie
De zinnen van een alinea houden verband met elkaar. Ook tussen delen van lange zinnen bestaat vaak een verband.

Zulke verbanden kan je aangeven door middel van signaalwoorden.

Voorbeeld: Hij had teveel gegeten want daarna had hij gekotst.

Slide 4 - Slide

Instructie
Er zijn veel verschillende signaalwoorden. Bekijk de tabel in het theorieblok maar eens. Je hebt hier 2 minuten voor.

Hierna komt een quiz waarin je deze signaalwoorden moet gaan herkennen.
timer
2:00

Slide 5 - Slide

Signaalwoord "omdat" geeft aan:
A
een opsomming
B
een reden
C
een voorwaarde
D
een tegenstelling

Slide 6 - Quiz

Signaalwoord "daarna" geeft aan:
A
een voorwaarde
B
een conclusie
C
een reden
D
een tijdsverloop

Slide 7 - Quiz

Signaalwoord "om te beginnen" geeft aan:
A
een opsomming
B
een reden
C
een voorwaarde
D
een tegenstelling

Slide 8 - Quiz

Signaalwoord "kortom" geeft aan:
A
een voorwaarde
B
een conclusie
C
een reden
D
een tijdsverloop

Slide 9 - Quiz

Vragen over de lesstof? :-)

Slide 10 - Slide

Aan de slag:
FB blz 232-233

Maak nu opdracht: 1 t/m 4
De eerste 15 minuten in stilte

Klaar? Afmaken vorige par. 1 t/m 5
Huiswerk: afmaken 1 t/m 4 + 1 t/m 5 vorige par.

Slide 11 - Slide