Grammatik Kapitel 3 deel 1

Kap. 3
1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kap. 3

Slide 1 - Slide

Zwakke werkwoorden
uitleg
regel: ge + stam + t

wohnen
stam: -en eraf
-> wohn


regel: ge + stam + t

ge + wohn + t

gewohnt

Slide 2 - Slide

En nu jij!
Je krijgt 9 open vragen

Kan jij het voltooid deelwoord al correct vervoegen?

Slide 3 - Slide

spielen
1/9

Slide 4 - Open question

wohnen
2/9

Slide 5 - Open question

machen
3/9

Slide 6 - Open question

kaufen
4/9

Slide 7 - Open question

üben
5/9

Slide 8 - Open question

kochen
6/9

Slide 9 - Open question

streicheln
7/9

Slide 10 - Open question

wünschen
8/9

Slide 11 - Open question

glauben
9/9

Slide 12 - Open question

uitleg
Hoe zit het met...

  • retten (redden)
  • anfassen (aanraken)
  • versorgen (verzorgen)


Slide 13 - Slide

Stam op d of t 

Regel: ge + stam + t

retten -> ge + rett + t

gerettt -> gerettet
Deze regel ken je al!

d'tje / t'tje extra e'tje!

Slide 14 - Slide

Werkwoord met voorzetsel -> aan, op, in etc.

Regel: ge + stam + t
  • anfassen -> ge + anfass + t
  • anfassen -> an + ge + fass + t

DU:  Ich habe die Schlange angefasst.
NL:   Ik heb de slang aangeraakt.
Zelfde als in het Nederlands!

Slide 15 - Slide

Werkwoord met ge-, be- of ver-

Regel: ge + stam + t
  • versorgen -> ge + versorg + t
  • versorgen -> versorg + t

DU: Ich habe mein Hund versorgt.
NL:  Ik heb mijn hond verzorgd.
Zelfde als in het Nederlands!

Slide 16 - Slide

Werkwoord op -ieren:

Regel: ge + stam + t
  • trainieren -> ge + trainier + t
  • trainieren -> trainier + t

DU: Ich habe gestern in der Sportschule trainiert
NL:  Ik heb gisteren in de sportschool getraind
Anders dan in het Nederlands!

Slide 17 - Slide

En nu jij!
Je krijgt open vragen

Kan jij het voltooid deelwoord al correct vervoegen?
uitleg

Slide 18 - Slide

* warten *
Jens hat sehr lange ...

Slide 19 - Open question

* auspacken *
Julia hat das Geschenk ...

Slide 20 - Open question

* besuchen *
Gestern haben wir Oma ...

Slide 21 - Open question

* fotografieren *
Ich habe meine Katze ...

Slide 22 - Open question

* verbessern *
Shanaya hat ihre Note ...

Slide 23 - Open question

* reservieren *
Papa hat die Tickets ...

Slide 24 - Open question

* reden *
Er hat eine Stunde lang ...

Slide 25 - Open question

Algemene regel
  • ge + stam + t  -> gewohnt

stam op -d / -t
  • ge + stam +e +t  -> geredet


werkwoorden met voorzetsel:
  • vz + ge + stam + t  -> angefasst

werkwoorden met be-/ver-/ge-
:
  • stam + t  -> bezahlt

werkwoorden op -ieren
:
  • stam +t  -> markiert
Samenvatting

Slide 26 - Slide

de dagen van de week

Slide 27 - Slide

Op = ..............

Slide 28 - Open question

Om = ..............

Slide 29 - Open question

Woensdag = ..............

Slide 30 - Open question

maandag = ..............

Slide 31 - Open question

op zaterdag = ..............

Slide 32 - Open question

op zondag = ..............

Slide 33 - Open question

Bij de datum zet je in het Duits een punt achter het getal:
A
Klopt!
B
Klopt niet.

Slide 34 - Quiz

op 09-02 = ..............
A
Am 09.02
B
Um 09.02
C
Am 09.02.
D
Um 09.02.

Slide 35 - Quiz

op 11-02 = .............. haben wir Wochenende.
A
Am 11.02.
B
Um 11.02.
C
Um 11.02
D
Am 11.02

Slide 36 - Quiz

Alle maanden in het Duits!
januari
der Januar
februari
der Februar
maart
der März
april
der April
mei
der Mai
juni
der Juni
juli
der Juli
augustus
der August
september
der September
oktober
der Oktober
november
der November
december
der Dezember

Slide 37 - Slide

LET GOED OP!
Benoem je een maand, dan zeg je ''der Februar''

Wil je zeggen ''op 1 Maart ben ik jarig'' dan zeg je: am 1. März habe ich Geburtstag.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide