De kunst van het structureren van een betoog

De kunst van het structureren van een mondeling betoog
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De kunst van het structureren van een mondeling betoog

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel van de les
  • Je leert hoe je een betoog moeten structureren voor een presentatie.
  • Je hebt (nieuwe) kennis van betekenis van woorden
  • Je weet hoe je een argument kunt onderbouwen
  • Je hebt gewerkt aan:
  • Thema 4 werken- Hoofdstuk 5: spreken    Opdracht 2

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Woorden kennis!
Check de woordenlijst (uitgedeeld)
Schrijf de betekenis achter het woord (je mag het opzoeken)

Hoe? In duo's
tijd: 3 minuten                                               Kijken wie de meeste woorden heeft!
timer
3:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
Cognitief    = kennisvermogen                         Vermogen= gave/kunnen
Empatisch = inleven in anderen                       Neigen= ergens iets voor voelen
Zelfdiscipline  = eigen afspraken naleven   Relevanter = belangrijker                    Verantwoordelijk = doordacht                            Excessief= overdreven veel








Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over het structureren van een betoog?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een betoog?
  • Een betoog is een tekst waarin je jouw mening over een onderwerp geeft en deze mening probeert te onderbouwen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Betoog: structuur
Doel : om een ander te overtuigen 

  • 1. Inleiding: Je neemt een standpunt in en legt dat  uit
  • 2. Kern: Je geeft argumenten en weerlegt tegenargumenten
  • 3. Slot: Korte samenvatting waarom jouw publiek overtuigd moet zijn. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Indeling
In een mondeling betoog wil je een publiek van je standpunt overtuigen. Je doet dit door argumenten te geven. 
Een mondeling betoog bestaat uit een inleiding, een middenstuk en een slot.




Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Indeling: inleiding


De inleiding:
  • Wek eerst de belangstelling van het publiek. 
  • Introduceer je het onderwerp en geef je je standpunt.
  • (Ook maak je duidelijk dat je je standpunt met argumenten gaat onderbouwen en dat er aan het einde van het betoog ruimte is voor vragen.)


  • Weet je een manier om de belangstelling van je publiek te wekken?



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Indeling: middenstuk
 in het middenstuk van het betoog:

  • Hier geef je je argumenten
  • Je legt de argumenten uit en ondersteunt ze met voorbeelden.
  • Geef een tegenargument  en ontkracht deze.

  • Voorbeeld tegenargument?
  • Een student heeft dan minder lesuren omdat ze later beginnen!
  • Voorbeeld onkrachting?
  • In de lesuren voor 11 uur nemen studenten bijna niets op en dus zijn die lesuren niet nuttig.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Indeling: slot
In het slot van je betoog:
  • herhaal je standpunt en herhaal je kort de argumenten.
  • Daarna sluit je het betoog af door een conclusie te trekken, een advies te geven of het publiek ergens toe aan te sporen. 
  • Het slot is de laatste kans om het publiek te overtuigen voordat het publiek vragen kan stellen. Je zorgt er daarom voor dat het slot pakkend is.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een goed argument?
In een debat/betoog is het belangrijk dat je je argumenten goed kunt uitleggen. Dat doe je door het nemen van drie stappen: Eerst zeg je wat het Argument (A) is
Daarna geef je Uitleg over je argument (U
Tot slot geef een voorbeeld. Bijvoorbeeld/Bewijs... (B)

Je kunt dat onthouden met het ezelsbruggetje AUB

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

AUB: Argument

Argument: je noemt je argument. (bij je standpunt)

Bijvoorbeeld: 
  • Standpunt:
Ik vind dat scholen niet vóór 11 uur ’s morgens open mogen gaan.
  • Argument:
Het jongerenbrein is erbij gebaat om later te beginnen. 


  • TIP!   Een argument kan je altijd maken door: omdat / want na je stelling te zetten!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

AUB: Uitleg

Uitleg: je geeft uitleg bij het argument & maakt het duidelijker
Dit kun je doen door twee stappen te volgen:
  1. Leg uit waarom het zo is. 
  2. Leg uit waarom het goed of slecht is dat het zo is.

Ik vind dat scholen niet vóór 11 uur ’s morgens open mogen gaan(standpunt)
omdat het beter is voor brein van jongeren om later te beginnen.(je argument) Voor 11 uur in de ochtend zijn de hersenen van jongeren namelijk minder actief.(= uitleg)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

AUB: bewijs

Ik vind dat scholen niet vóór 11 uur ’s morgens open mogen gaan
omdat het beter is voor brein van jongeren om later te beginnen.(je argument)
Voor 11 uur in de ochtend zijn de hersenen van jongeren minder actief.(= uitleg) 
Dit is uit onderzoek gebleken dat artsen in Amerika hebben gedaan.(= bewijs) Onderbouw het bewijs met cijfers of feiten.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld (aub argument)
Ik vind dat scholen niet vóór 11 uur ’s morgens open mogen gaan (= standpunt)

omdat het beter is voor brein van jongeren om later te beginnen.(= argument) 
Voor 11 uur in de ochtend zijn de hersenen van jongeren dus minder actief.(= uitleg)
Dit is uit onderzoek gebleken dat artsen in Amerika hebben gedaan bij 1200 studenten waaruit bleek dat studenten betere prestaties hadden na 11 uur inde ochtend(= bewijs)

(Dit kunnen  cijfers of feiten  zijn die je op het internet hebt opgezocht.)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Thema 4 werken- Hoofdstuk 5: spreken Opdracht 2

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Volgende week
een digitale presentatie maken bij je mondelinge betoog

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hebben we de doelen behaald?
  • Heb je geleerd hoe je een betoog moeten structureren voor een presentatie?
  • Heb je (nieuwe) kennis van betekenis van woorden?
  • Weet je hoe je een argument kunt onderbouwen?
  • Heb je gewerkt aan:
  • Thema 4 werken- Hoofdstuk 5: spreken    Opdracht 2?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Reflectie
  • Wat heb je geleerd?
  • Welk onderdeel van een betoog vind je lastig?
  • Wat wil je verder ontwikkelen?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

TOT VOLGENDE WEEK! (en tot straks :) 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.