De kunst van het structureren van een betoog deel 2

De kunst van het structureren van een mondeling betoog : Deel 2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De kunst van het structureren van een mondeling betoog : Deel 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel van de les
  • Je hebt opgefrist hoe je een betoog moet structureren
  • Je hebt (nieuwe) kennis van betekenis van woorden
  • Je weet hoe je een argument kunt onderbouwen
  • Je weet hoe je een tegenargument kunt gebruiken
  • Je hebt  Thema 4 werken- Hoofdstuk 5: spreken   Opdracht 2 gemaakt
  • Je hebt gewerkt aan Je hebt Thema 4 werken- Hoofdstuk 5: spreken Opdracht 3 & 4

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Een betoog is een overtuigende tekst. Wat is ook een overtuigende tekst?
A
Het weerbericht
B
Een bijsluiter van medicatie
C
een column
D
Een reclametekst

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat weet je al?
Wat is de structuur van een betoog?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Opfrisser betoog: structuur

  • 1. Inleiding: Je neemt een standpunt in en legt dat  uit
  • 2. Kern/middenstuk : Je geeft argumenten en weerlegt tegenargumenten
  • 3. Slot: Korte samenvatting waarom jouw publiek overtuigd moet zijn. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Woorden kennis!
Check de woordenlijst (uitgedeeld)
Schrijf de betekenis achter het woord (je mag het opzoeken)

Hoe? In duo's
tijd: 3 minuten                                               Kijken wie de meeste woorden heeft!
timer
3:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
Cognitief    = kennisvermogen                         Vermogen= gave/kunnen
Empatisch = inleven in anderen                       Neigen= ergens iets voor voelen
Zelfdiscipline  = eigen afspraken naleven   Relevanter = belangrijker                    Verantwoordelijk = doordacht                            Excessief= overdreven veel








Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Maak een zin met een woord (van jouw keuze) van het blad.

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Betoog
Jouw standpunt onderbouw je door minimaal 2 argumenten voor en 1 tegenargument / 3 argumenten te noemen.
Het tekstdoel = overtuigen.
 (zonder drammen!)  :)

Elke alinea begint met een argument 
(dus minimaal 3 alinea's).




Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Betoog: structuur

  • 1. Inleiding: Je neemt een standpunt in en legt dat  uit
  • 2. Kern/middenstuk : Je geeft argumenten en weerlegt tegenargumenten
  • 3. Slot: Korte samenvatting waarom jouw publiek overtuigd moet zijn. 
Alinea 2
Alinea 3
Alinea 4
Waar komen alinea 1 en 5?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een goed argument ook alweer?
Weet jij de ezelsbrug nog bij het vormen van je argument?

  • Eerst zeg je wat het Argument (A) is
  • Daarna geef je Uitleg over je argument (U
  • Tot slot geef een voorbeeld. Bijvoorbeeld/Bewijs... (B)
  •                                                  Ofterwijl: AUB

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van een feitelijk argument?
A
Het is fictie.
B
Het is controleerbaar.
C
Veel mensen zijn het hiermee eens.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zit het nou met een tegenargument?
Hoe verwerk je die?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe weerleg je een tegenargument ?
VOORBEELD:
Eindexamens zijn  goed (standpunt)
want zo kun je laten zien wat je hebt geleerd. (argument)
-hier voeg je uitleg en bewijs aan toe-
Maar spanning voor het examen zorgt bij veel studenten voor minder goede resultaten ( tegenargument).

  • Dan wordt het voor studenten tijd om te leren omgaan met die spanning, want je moet toch een diploma halen (weerlegging)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Waarom zou je een tegenargument inzetten?
  • Als je bedenkt wat de argumenten van de "tegenstanders" tegen jouw standpunt zouden kunnen zijn:
  • Kun je aantonen dat de argumenten van je "tegenstanders" niet kloppen, wat je betoog NOG overtuigender maakt

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Stelling: Rekenen is superhandig!

  • Als je het hebt geleerd, kun je het toepassen in winkels. (argument) Dat is handig als je korting wilt uitrekenen bijvoorbeeld.

Hoe zou jij het volgende (tegen)argument weerleggen?

  • Als je rekenen niet snapt, heb je een probleem op je examen!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Tips voor een sterk betoog
Varieer in het gebruik van signaalwoorden

  • bovendien / daarnaast / als derde argument / tot slot

  • hierdoor / waardoor / zodat / om die reden

  • De argumenten hebben geen overlap .
  • De argumenten mogen elkaar niet tegenspreken.
  • De alinea-indeling is correct.(per argument een nieuwe alinea)
  • De opbouw is logisch.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opbouw
Samengevat: 
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking
Tegenargument & weerlegging
Slot (herhaling standpunt)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Tips voor een sterk betoog in een presentatie

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Thema 4 werken- Hoofdstuk 5: spreken Opdracht 3 & 4

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Volgende week
  • afronden digitale presentatie bij je mondelinge betoog
  •  planning presentaties

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hebben we de doelen behaald?
  • Heb je geleerd hoe je een betoog moeten structureren voor een presentatie?
  • Heb je (nieuwe) kennis van betekenis van woorden?
  • Weet je hoe je een argument kunt onderbouwen?
  • weet je wat een tegenargument is?
  • Heb je gewerkt aan:
  • Thema 4 werken- Hoofdstuk 5: spreken    Opdracht 3/4?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

TOT VOLGENDE WEEK! (en tot straks :) 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 26 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 27 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 28 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.