Pedagogisch klimaat Thema 3 les 5

• Onderwijsassistenten
• MBO
• Studiejaar 1

Pedagogisch klimaat 

Thema 3 Hoofdstuk 10

Inhoud

• Stimuleren van een goede sfeer
• Sociaal gedrag
• Sociale vaardigheden
• Sociale vaardigheden leren
• Quiz thema 3

Hoe kan je als onderwijsassistent zorgen voor een goede sfeer?

Stimuleren van een goede sfeer

• Hiervoor zijn een aantal basisbehoeften nodig

• Wat is de belangrijkste? 
  

Stimuleren van een goede sfeer

• Voordoen en nadoen
• Kinderen doen na wat ze zien
• Voorbeeldfunctie 
• Kinderen leren van reacties die ze krijgen op hun gedrag

Stimuleren van een goede sfeer

• Regels en grenzen stellen 
• Voor een prettige sfeer heb je duidelijke regels en grenzen nodig

• Laat leerlingen meedenken
  
•  Hang regels in het klaslokaal op
  
•  Laat duidelijk weten wanneer een leerling te ver gaat
  

•  Ben consequent
  

Welke gedragsregels zijn er in jouw stageklas?

Sociaal gedrag

• Sociaal vaardig zijn betekent, dat je weet hoe je in verschillende situaties kan handelen
• Sociaal vaardig worden/blijven duurt een leven lang
• Belangrijke voorwaarde hiervoor is: empathie  

Sociale vaardigheden

• De leerlingen hebben de volgende sociale vaardigheden nodig
  
• Ervaringen delen
  
• Aardig doen
  
• Jezelf presenteren
  
• Samen spelen en werken
  
• Opkomen voor jezelf
  
• Omgaan met ruzie

Wat is volgens jou een manier om sociale vaardigheden aan te leren bij kinderen?

Sociale vaardigheden leren

• Hoe kan je aan sociale vaardigheden werken?
• Tijdens het kringgesprek
  
• Door ze te laten samenwerken
  
• Door ze samen te laten spelen
  

Sociale vaardigheden leren

• Met een rollenspel
  
• Vrij rollenspel
  
• Zelf bepalen
  
• Begeleid rollenspel
  
• Helpen: wat zou er gebeuren als
  
• Geleid rollenspel
  
• Regels bepalen
  
• Bij sport en spel
  
• 
  

In welke volgorde gaat de groepsvorming?

1. Normfase, vormfase, stormfase, afscheidsfase, prestatiefase
2. Stormfase, prestatiefase, normfase, vormfase, afscheidsfase
3. Vormfase, stormfase, normfase, prestatiefase, afscheidsfase
4. Vormfase, normfase, stormfase, prestatiefase, afscheidsfase

Waar of niet waar.
In een grote groep val je minder op.

Waar

Niet waar

Wat is geen voorbeeld van een kenmerk van een veilige groep?

1. Kinderen voelen zich vrij om zich persoonlijk te uiten
2. Drukke kinderen krijgen veel aandacht
3. Kinderen voelen zich vrij om zich persoonlijk te uiten
4. Meisjes en jongens hebben contact met elkaar

Waar of niet waar.
Met een geleid rollenspel kan je met kinderen verschillende sociale situaties op een speelse manier naspelen

Waar

Niet waar

Wat is het doel van het rollenspel?

Welke basisbehoeften zijn er voor de ontwikkeling van een kind

1. Relatie, autonomie, competentie
2. Veiligheid, invloed, persoonlijk contact
3. Relatie, veiligheid, competentie
4. Relatie, persoonlijk contact, invloed