Grammatik H: vaste voorzetsels
Op de toets krijg je de naamvalschema's erbij. Oefenen met blz. 238-239.
Je moet wél weten welke woorden bij welke groep horen:
- Der-groep = der, die, das, die, dies-, jen-, jed-, welch-, solch-, manch-, all-, beid-.
- Ein-groep = ein-, kein- en alle bezittelijke voornaamwoorden (= mein-, dein-, sein-, ihr-, sein-, unser-, euer-, ihr-, Ihr-_.