Les Duits klas 1 woensdag 9 november

Lesinhoud
1 Regels
2 Uitleg haben en sein vervoegen
3 Maken: Aufgaben 18, 19 (blz. 42-43)
4 LessonUp overhoring huiswerk
5 Quiz Duitsland
6 Huiswerk 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesinhoud
1 Regels
2 Uitleg haben en sein vervoegen
3 Maken: Aufgaben 18, 19 (blz. 42-43)
4 LessonUp overhoring huiswerk
5 Quiz Duitsland
6 Huiswerk 

Slide 1 - Slide

LessonUp
Log maar in bij deze les!

Slide 2 - Slide

de broer =
A
der Bruder
B
der Broeder
C
die Bruder
D
die Brüder

Slide 3 - Quiz

de broers =
A
der Bruder
B
der Broeder
C
die Bruder
D
die Brüder

Slide 4 - Quiz

de jongen =
A
die Jungen
B
der Jungen
C
der Junge
D
je weet zelluf

Slide 5 - Quiz

de jongens =
A
die Jungen
B
der Jungen
C
der Junge
D
echtkapotsaai

Slide 6 - Quiz

vertaal: de vader (let op: der/die/das NIET met een hoofdletter)

Slide 7 - Open question

vertaal: de vaders (let op: der/die/das NIET met een hoofdletter)

Slide 8 - Open question

vertaal: de vriend

Slide 9 - Open question

de vrienden =
A
die Freunden
B
der Freunden
C
die Freunds
D
die Freunde

Slide 10 - Quiz

Wissenswertes über Deutschland

Slide 11 - Slide

Wat weet jij over Duitsland? Kies het goede antwoord. 
Er is maar één antwoord correct.

Slide 12 - Slide

In Duitsland bestaan meer dan ........... verschillende soorten worst.
A
100
B
500
C
1000
D
15

Slide 13 - Quiz

Een Duitser vond ................... uit.
A
het televisietoestel
B
gummybeertjes
C
voetbal
D
smeerkaas

Slide 14 - Quiz

Hier staan vier automerken. Welk automerk komt niet uit Duitsland?
A
BMW
B
Toyota
C
Mercedes
D
Volkswagen

Slide 15 - Quiz

Aan hoeveel landen grenst Duitsland?
A
6
B
8
C
9
D
10

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen de Duitser dit figuurtje?
A
Gartenzwerg
B
Gartenmann
C
Gartenkerlchen
D
Zaunkabalter

Slide 17 - Quiz

Het "Oktoberfest" is ………..
A
een soort Koniginnedag in heel Duitsland
B
een groot volksfeest in München.
C
een bekende carnavalsoptocht in Keulen
D
een oogstfeest

Slide 18 - Quiz

Het Duitse woord "bellen" betekent in het Nederlands ...........
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen

Slide 19 - Quiz

Welke van deze supermarktketens vind je niet in Duitsland?
A
ALDI
B
Jumbo
C
Edeka
D
Lidl

Slide 20 - Quiz

De meest voorkomende Duitse achternaam is .................
A
Jansen
B
Meier
C
Schmidt
D
Müller

Slide 21 - Quiz

Wat krijg je als je in Duitsland een "Frikadelle" bestelt? Een ...
A
braadworst met saus
B
soort gehaktbal
C
broodje kroket
D
frikandel met mayo, curry en uitjes

Slide 22 - Quiz

Welk landnummer moet je intoetsen als je naar Duitsland wilt bellen?
A
0049-
B
0031-
C
0032-
D
0044-

Slide 23 - Quiz

Wat zijn -van boven naar beneden- de kleuren van de Duitse vlag?
A
schwarz gelb rot
B
rot schwarz gelb
C
rot gelb schwarz
D
schwarz rot gelb

Slide 24 - Quiz

Duitsers betalen sinds 2002 met euro 's. Wat was daarvoor de munteenheid in Duitsland?
A
Das deutsche Pfund
B
Die deutsche Krone
C
Die deutsche Mark
D
Der deutsche Franken

Slide 25 - Quiz

Wat is de voornaam van deze mevrouw?
A
Antje
B
Angelika
C
Anja
D
Angela

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Huiswerk
Leren: Lernliste N-D, blz. 60, het gezin t/m de oma (ook meervouden)
Lernliste D-N, blz. 60, D-N, ohne t/m wählen

Slide 28 - Slide