This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.
Slide 1 - Quiz
Een strafblad kan er voor zorgen dat je:
A
Bepaalde beroepen niet meer mag uitoefenen
B
Bepaalde opleidingen niet meer mag doen
C
Je geen VOG krijgt
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 2 - Quiz
voor een ..... krijg je een strafblad
A
misdrijf
B
overtreding
Slide 3 - Quiz
Welk van deze factoren is géén risicofactor voor crimineel gedrag?
A
Groepsdruk
B
Het hebben van een relatie.
C
Slechte opvoeding
D
Spijbelen
Slide 4 - Quiz
Om welke risicofactor gaat het? Joris moet van zijn beste vriend een pakketje drugs op een afgesproken plek bezorgen.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Een slechte opvoeding
D
Groepsdruk
Slide 5 - Quiz
Om welke risicofactor gaat het? De ouders van Pieter zijn gescheiden en naar Pieter wordt niet meer omgekeken. Hij kan doen en laten wat hij wil. Uit verveling heeft Pieter een handeltje in gestolen spullen.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval
Slide 6 - Quiz
Wat is een verdachte?
A
Iemand die veel gedachten heeft
B
Iemand die misschien een misdrijf heeft gepleegd
C
Iemand die verdacht wordt van goede daden
D
Iemand die verdacht wordt door zijn vrienden
Slide 7 - Quiz
Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie
Slide 8 - Quiz
Als een verdachte voor de rechter moet komen, wordt de verdachte ...
A
Geseponeerd
B
Geschikt
C
Verdacht
D
Vervolgd
Slide 9 - Quiz
Je durft niet meer alleen over straat en je hebt 's nachts nachtmerries
A
Materiële gevolgen
B
Niet-materiële gevolgen
Slide 10 - Quiz
materiële gevolgen kun je uitdrukken in geld.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Wat kan de officier van justitie NIET ?
A
Seponeren
B
Schikken ( Een boete geven )
C
Een vonnis uitbrengen
D
Voor de rechter slepen
Slide 12 - Quiz
Wat is seponeren?
A
Zaak komt niet voor de rechter
B
Je wordt veroordeelt door de rechter
C
Je krijgt een boete
D
Een blaadje met je overtreding er op.
Slide 13 - Quiz
Wat betekent ontoerekeningsvatbaar?
A
Dat je niet snel een psychische ziekte zult krijgen
B
Dat het niet jouw schuld is als je een psychische ziekte krijgt
C
Dat een verdachte door ziekte niet wist wat hij/zij deed tijdens de misdaad
D
Dat jij nooit de rekening hoeft te betalen
Slide 14 - Quiz
Wie bepaalt of een verdachte naar de rechter moet?
A
Bureau Halt.
B
De officier van justitie.
C
De rechter zelf.
D
De politieagent die de verdachte arresteert.
Slide 15 - Quiz
Deze persoon helpt de verdachte
A
Officier van justitie
B
Advocaat
C
Rechter
D
Verdachte
Slide 16 - Quiz
Als je meewerkt met Halt
A
schrijft Halt een proces-verbaal.
B
komt er geen rechtszaak.
C
blijf je altijd een verdachte.
D
krijg je als beloning een strafblad.
Slide 17 - Quiz
Voor wie is bureau Halt bedoeld?
A
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die een strafbaar feit begaan
B
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die niet luisteren naar hun ouders.
C
Voor jongeren tussen de 12 en 18 die een strafbaar feit begaan
D
Voor jongeren tussen de 14 en 20 die een strafbaar feit begaan
Slide 18 - Quiz
Wat is het voordeel van Bureau Halt?
A
Je ouders zijn niet betrokken bij het proces
B
Je krijgt geen strafblad
C
Je krijgt geen straf
D
Je kunt eindeloos bij Halt terecht komen als minderjarige
Slide 19 - Quiz
Repressie betekent dat....
A
criminelen harder aangepakt moeten worden
B
criminaliteit voorkomen moet worden
Slide 20 - Quiz
Preventie betekent dat....
A
criminelen harder aangepakt moeten worden
B
criminaliteit voorkomen moet worden
Slide 21 - Quiz
De politie mag mij fouilleren.
A
Dit mag altijd
B
Dit mag als de politie mij van iets verdenkt
C
Dit mag alleen in speciale gebieden
D
Dit mag in speciale gebieden of op verdenking.
Slide 22 - Quiz
Afschrikken is bedoeld om criminaliteit te voorkomen.