Aanpak toets begrijpend lezen

Toets begrijpend lezen
Hoe pak je dat aan?
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Toets begrijpend lezen
Hoe pak je dat aan?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
- Na deze les weet je hoe je een toets begrijpend lezen moet voorbereiden.
- Na deze les weet je hoe je verschillende toetsvragen moet aanpakken.

Slide 2 - Slide

Hoe bereid jij een toets begrijpend lezen voor?

Slide 3 - Open question

Voorbereiding:
- Controleer of je alle begrippen kent van lezen blok 1 t/m 6. Deze zijn terug te vinden in de theorie van Op Niveau.
- Kijk welke oefeningen van blok 5 en 6 minder goed gingen (oranje/rood) en maak deze opnieuw.
- Oefen extra met bijspijkeren (hoofdstukken 5 en 6).
- Maak de oefentoets heel serieus en let goed op bij het nabespreken ervan.

Slide 4 - Slide

Hoe leer jij begrippen?

Slide 5 - Open question

Begrippen leren:
- Maak gebruik van een overhoorprogramma, zoals Quizlet of WRTS.
- Schrijf de belangrijke begrippen op en zet er vervolgens (in je eigen woorden) achter wat ze betekenen.
- Maak overhoorkaartjes met aan de ene kant het begrip en aan de andere kant de betekenis.

Slide 6 - Slide

Theorievragen:
- Vraag 1 is altijd een theorievraag (en staat altijd boven tekst 1).
- Theorievragen gaan altijd over de begrippen van de hoofdstukken waarover de toets gaat.

Voorbeelden:
Noem drie signaalwoorden.
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?


Slide 7 - Slide

Lees de tekst "Gymleraar is hit op TikTok, maar zijn leraren op social media wel een goed idee?" verkennend (oriënterend).

Beantwoord daarna de vragen die hierna volgen.

Slide 8 - Slide

Wat is het tekstdoel van de tekst?

Slide 9 - Open question

Wat is de tekstvorm?

Slide 10 - Open question

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 11 - Open question

Lees de tekst "Gymleraar is hit op TikTok, maar zijn leraren op social media wel een goed idee?" grondig (nauwkeurig).

Beantwoord daarna de vragen die hierna volgen.

Slide 12 - Slide

Waarnaar verwijst "dit" uit de eerste alinea?

Slide 13 - Open question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord "maar" in alinea 3 aan?

Slide 14 - Open question

Wat betekent het woord "kanttekening" uit alinea 6?

Slide 15 - Open question

Past het tussenkopje ‘Lekker gevoel als je likes en volgers krijgt’ goed bij de laatste alinea? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 16 - Open question

Wat is de hoofdzaak van de laatste alinea?

Slide 17 - Open question

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 18 - Open question

Voorbeelden van toetsvragen 2F+2G:
Wat is het tekstdoel van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is de tekstvorm van de tekst?
Welke manier om de tekst in te leiden gebruikt de schrijver?
Waar verwijzen de vetgedrukte verwijswoorden in de tekst naar?


Slide 19 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2F+2G:
Geef de betekenis van of noteer in je eigen woorden de onderstreepte woorden uit de tekst.
Wat betekent de uitdrukking ...?
Voor het zinnetje ... staat een opsomming. Wat staat er in deze opsomming op een rijtje?
Welk signaalwoord herken je in de zin ...?
Wat is het deelonderwerp in alinea ...?

Slide 20 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2F+2G:
Verwerk de inhoud van de tekst. Vat de tekst samen door de kernzinnen van de tekst achter elkaar te noteren.
Kijk in alinea 3 naar de kernzin en de rest van de alinea. Wat zijn de andere zinnen van deze alinea?
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Lees tekst 2 grondig. Noteer drie kenmerken van deze tekstsoort die je hier duidelijk herkent.

Slide 21 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2F+2G:
Vergelijk tekst 3 met de advertentie die je hiervoor gelezen hebt (tekst 2). Hebben de twee teksten hetzelfde onderwerp? Leg je antwoord uit.
Kies de twee zinnen die horen bij de hoofdzaak van de tekst. De andere twee zinnen zijn dus bijzaken.
Verwerk de inhoud van de tekst. Geef je mening: vind jij dat ...? Geef een reden voor je mening.

Slide 22 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2H:
Noem vier signaalwoorden.
Welke manier(en) gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

1 Op welke manier zijn de inleiding en de rest van de tekst met elkaar verbonden? 
2 Noteer het woord / de woorden waaraan je die manier herkent. 

Slide 23 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2H:
Noteer waarnaar de onderstaande twee vetgedrukte woorden uit de tekst verwijzen.
Formuleer een kernzin voor alinea ...
1 Hoeveel redenen noemt de schrijver in alinea 4 voor het verdwijnen van de staart?
2 Maak duidelijk welk woord of welke woorden je helpen het antwoord op vraag 1 te vinden.

Slide 24 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2H:
Noteer de hoofdzaken van alinea ...

1 Noteer het signaalwoord voor tegenstelling dat aan het begin van alinea ... staat. 
2 Noteer de delen die door dit signaalwoord zijn verbonden. 

Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 25 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2H:
1 Is de zin ‘....’ (alinea ...) een hoofdzaak of een bijzaak?
2 Leg je antwoord uit. 

Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst af te sluiten


Slide 26 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2H:
Formuleer de hoofdgedachte van tekst 1. Gebruik maximaal 20 woorden.

In alinea ... staat een signaalwoord voor het verband uitspraak – 
  opsomming.
1 Noteer dit signaalwoord.
2 Noteer de delen van dit verband. 


Slide 27 - Slide

Voorbeelden van toetsvragen 2H:
1 De titel ‘...’ past niet goed bij de inhoud van de tekst. Leg uit waarom dat zo is.
2 Formuleer een titel voor de tekst die beter bij de inhoud past.

Noteer in je eigen woorden wat ... betekent. 


Slide 28 - Slide