This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 5
Fabrikanten en arbeiders
Slide 1 - Slide
Par 5.5 Het rode spook waart door Europa
Deelvraag: Welke belangengroepen ontstonden om de positie van de arbeiders te verbeteren en de belangen van de fabrikanten te verdedigen?
Slide 2 - Slide
Wat wordt er in de titel van deze paragraaf bedoeld met 'het rode spook'?
Slide 3 - Open question
Arbeiders staan buitenspel
Vanaf de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Maar in de industriesteden was daar niks van te merken. Iedereen was arm en probeerde te overleven.
Sociale kwestie: bewustwording van het feit dat er in de eerste fase van de Industriele Revolutie een groot verschil tussen de verschillende sociale groepen was ontstaan (rijk-arm) die dringend om een oplossing vroeg.
Slide 4 - Slide
Dit is Adam Smith. Hij leefde van 1723 tot 1790. Hij was een liberale denker. Hij vond dat mensen zoveel mogelijk vrij gelaten moesten worden.
Volgens Adam Smith was de mens een beetje een egoist, maar dat vond hij niet erg. Egoisme zorgde er volgens hem juist voor dat mensen konden overleven.
Slide 5 - Slide
Het liberalisme
Adam Smith: de mens kan overleven, omdat hij aan zichzelf denkt. De overheid moet zich zo min mogelijk bezighouden met de individuele burger. Vrijheid staat centraal.
Liberalen wilden dus niet meewerken aan het oplossen van de sociale kwestie!
Slide 6 - Slide
Dit is Karl Marx. Hij kwam op voor de situatie van de arbeiders en wilde gelijkheid. Hij vond dat de fabrieken nooit in handen mochten zijn van één of een paar personen. Alles moest eerlijk gedeeld worden.
De aanhangers van Marx verdeelden zich in twee groepen. De communisten wilden een opstand (revolutie) waarna het kapitaal (het geld, de fabrieken) in handen zouden zijn van de staat. Iedereen zou het zelfde inkomen krijgen. De sociaaldemocraten (socialisten) wilden dat de overheid met wetten zou komen die uitbuiting tegen zouden gaan.
Slide 7 - Slide
Bourgeoisie tegenover proletariaat
Karl Marx: in de geschiedenis vindt er een strijd plaats tussen twee klassen (de rijken en de armen). Er moest volgens hem een revolutie plaatsvinden om deze strijd op te lossen.
In de praktijk ontstonden er twee groepen: 1. communisten: zij geloofden dat een gewelddadige revolutie noodzakelijk was 2. sociaaldemocraten: zij wilden de situatie van de arbeiders verbeteren d.m.v. de wetgeving
Slide 8 - Slide
'Politieke stroming die zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers wil'. Dit is het...
A
Liberalisme
B
Socialisme
Slide 9 - Quiz
De sociale kwestie gaat over...
A
Het verschil tussen arm en rijk
B
Hoe om te gaan met mensen die in de kolonies wonen