WW spelling vt en vdw blok2

Welkom!
Pak vast je les- en leesboek, schriften (2x), pen en agenda tevoorschijn.

Je tas graag op de grond.

Start maar vast met lezen     !
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak vast je les- en leesboek, schriften (2x), pen en agenda tevoorschijn.

Je tas graag op de grond.

Start maar vast met lezen     !

Slide 1 - Slide

Vandaag:
- oefenzin werkwoordspelling

- gele theorieblokken: weten jullie het?

- nakijken (huis)werk opdr. 25, 28, 29, 30

- aan de slag met persoonsvorm verleden tijd (vt).

Slide 2 - Slide

Huiswerk maandag 23 sept:        
- leren: Blok 2 Spelling de gele theorieblokken

- maken: BLOK 2 opdracht 23 en 25 

Slide 3 - Slide

Oefenzin


Mijn buurmeisje (beloven)..................haar broertje niets te zeggen.

Slide 4 - Slide

Je moeder heeft mij snoep gegeven.
Deze zin staat in de
A
tweede persoon meervoud
B
tweede persoon enkelvoud
C
derde persoon enkelvoud
D
derde persoon meervoud

Slide 5 - Quiz

Je verandert elke dag van kapsel!
Deze zin staat in de......
A
tweede persoon enkelvoud
B
tweede persoon meervoud
C
derde persoon enkelvoud
D
derde persoon meervoud

Slide 6 - Quiz

Je .................. het juiste antwoord.
A
omcirkeld
B
omcirkeldt
C
omcirkel
D
omcirkelt

Slide 7 - Quiz

Mijn vrienden hebben mij opgehaald.
Deze zin staat in de
A
derde persoon enkelvoud
B
tweede persoon meervoud
C
derde persoon meervoud
D
tweede persoon enkelvoud

Slide 8 - Quiz

Mijn hond ................ er niks aan om achter een stok aan te rennen.
A
vint
B
vind
C
vindt
D
vin

Slide 9 - Quiz

WELKOM!
Pak vast je schrift, boek, pen en agenda tevoorschijn.

Slide 10 - Slide

Vandaag:
Oefenzin werkwoordspelling
Nakijken blok 2 spelling opdracht 23 en 25
Aan de slag met werkwoordspelling

Slide 11 - Slide

Oefenzin

De kleuters (verkleden).................... zich gisteren als piraten.

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm vt
                                            werkwoorden                                                    
sterke ww (klankveranderend):                      zwakke werkwoorden:
lopen - liepen                                                             werken - werkten        schieten - schoten                                             beloven - beloofden
zien - zagen                                                          fietsen - fietsten
vinden - vonden                                                  knagen - knaagden



Slide 13 - Slide

Verleden tijd spellen
- neem de ik-vorm
- achter de ik-vorm komt TE of DE bij de 1e, 2e en 3e persoon ev
- acher de ik-vorm komt TEN of DEN bij de 1e, 2e en 3e pers. mv
Ik fiets                                 zij beloof
Ik fiets+te                          zij beloof+de
Hij antwoord                    hij praat
Hij antwoord+de            hij praat+te

Slide 14 - Slide

VERLEDEN TIJD: +de of +te?          
- bepaal de stam
- laatste letter in 't kofschip?
- de verleden tijd krijgt +te
voorbeeld: boffen -> stam=boff -> f zit in 't kofschip-> +te
          verbazen -> stam= verbaz--> z zit niet in 't kofschip->+de
hij bof --> hij bof+te
hij verbaas -> hij verbaas+de

Slide 15 - Slide

Voltooid deelwoord (vdw) .    
- de zin bestaat uit 2 werkwoorden: hulpwerkwoord en vdw
- pv = hulpwerkwoord (hebben of zijn) en staat vaak in tt

--> De kleuter heeft al zijn diploma A gehaald.

Slide 16 - Slide

VDW: hoe te spellen
Hij heeft een mooi stilleven geschilder......

1. stam = schilder
2. laatste letter in 't kofschip? Dan eindigt het vdw op een t.
     Laatste letter niet in 't kofschip? Dan eindigt vdw op een d.

Hij heeft een mooi stilleven geschilderd.

Slide 17 - Slide

Vdw:
Het schip is gestrand.
Het huis is verlaten.
De kaars is opgebrand.
De vraag ben ik vergeten.

vt:
het schip strandde
de kaars brandde
Geen vdw:
Het gestrande schip.
Het verlaten huis.
De opgebrande kaars.
De vergeten vraag.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link