This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vandaag
Moeilijke woorden in een tekst
(H. 53)
Retorische vraag en ironie
(H. 54)
Slide 1 - Slide
Vandaag
Aan het einde van deze les weet je wat een retorische vraag is, wat ironie is en kun je beide herkennen in een klein stukje tekst.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat bedoelt de docent als ze zegt: 'wil jij het bord vegen?'
Slide 6 - Open question
Wat bedoelt een moeder die tegen haar kind zegt 'moet dat soms kapot?'
A
Ga je gang, maak het maar kapot
B
Doe eens voorzichtig met dat speelgoed
C
Waarom probeer je dat kapot te maken?
D
Dan help ik je wel even met kapot maken
Slide 7 - Quiz
Welke vraag is niet retorisch?
A
Doe je voorzichtig?
B
Wil jij straks even nablijven?
C
Hoe doe je dat toch?
D
Kun je niet even uitkijken?
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Welke zinnen bevatten ironie?
A
Jippie! Vandaag gaat de les over ironie.
B
Denk je echt dat je met dat cijfer overgaat?
C
Nou, het is me wat moois.
D
Vandaag gaat de les over tekstsoorten
Slide 14 - Quiz
Welke zin is ironisch bedoeld? "Ah, ik zie het al. Hij denkt dat ik een andere printer gebruik. Nee, lieve laptop, die heb ik al vijf jaar geleden weggegooid, hoe zou ik dáár nou iets mee willen? Printermenu... selecteer printer.. huppakee.. druk af. "
Slide 15 - Open question
Als het goed is
Weet je nu dat een retorische vraag een vraag is waar je geen antwoord wordt verwacht en dat het meer een mededeling is.
En weet je dat ironie een lichte vorm van spot is, en dat vaak het tegenovergestelde bedoeld wordt van wat gezegd wordt
Slide 16 - Slide
Nu maken
H. 53:
Moeilijke woorden in een tekst: alle vragen
H.54:
Retorische vraag en ironie: alle vragen
Slide 17 - Slide
Einde les
Leer alle hoofdstukken van leesvaardigheid! Deze heb je nodig voor het eindexamen. Laatste week (week 25) krijgen jullie een proeftoets leesvaardigheid.