2.8 Verleden tijd van werkwoorden

Verleden tijd van werkwoorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verleden tijd van werkwoorden

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van deze les kan je:

-de verleden tijd van een werkwoord goed spellen                                                                                          

Slide 2 - Slide

.........(worden, t.t.) jij ook altijd zo boos van dierenleed?

Slide 3 - Open question

Verleden tijd sterk werkwoord
*Zwak - verandert niet van klank in de verleden tijd

*Sterk - verandert  van klank in de verleden tijd:
lopen - liep - liepen
zwemmen - zwom - zwommen
verliezen - verloor - verloren
slaan - sloeg - sloegen

Slide 4 - Slide

 Wil je weten of een sterk werkwoord in enkelvoud met een -t of een - d eindigt?
Maak het langer om het te horen:
vond of vont?
langer maken is vonden dus ook vond

Slide 5 - Slide

        v = f     blijven = bleef

z = s  lezen = las

Slide 6 - Slide

Even oefenen
1. lopen = liep en liepen
2. worden = 
3. zijn =
4. verlaten =
5. blazen = 

Slide 7 - Slide

1. lopen = liep en liepen
2. worden = werd en werden
3. zijn = was en waren
4. verlaten = verliet en verlieten
5. blazen = blies en bliezen

Slide 8 - Slide

Verleden tijd zwak werkwoorden 
/
/

Slide 9 - Slide

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Slide 10 - Slide

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 11 - Slide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 12 - Slide

Aan de slag H2.8
Opdracht 1, 3, 4, 5, 7
Klaar?
Check of test jezelf H2.3/H2.5/H2.7 gemaakt zijn. Anders maak je deze.

Slide 13 - Slide

Noem twee dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

Heb je een vraag die je de volgende les beantwoord wilt hebben?

Slide 15 - Open question