3.8 Verleden tijd van zwakke werkwoorden

3.8 Verleden tijd van zwakke werkwoorden
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.8 Verleden tijd van zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van deze les kan je:

-de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen                                                                                          

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige week
1. .......................(worden t.t.) jij altijd naar school gebracht?
2. Mijn moeder................(zwemmen v.t.) altijd 20 baantjes.
3. Gisteren.......(fietsen v.t.) de agenten achter de dief aan.
4. Het afval............................(zwerven t.t.) door heel de stad.

Slide 3 - Slide

Sterk of zwak werkwoord
*Zwak - verandert niet van klank in de verleden tijd:
fietsen - fietste - fietsten

*Sterk - verandert  van klank in de verleden tijd:
lopen - liep - liepen

Slide 4 - Slide

Verleden tijd zwak werkwoorden 
/
/

Slide 5 - Slide

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Slide 6 - Slide

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 7 - Slide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 8 - Slide

Noem twee dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open question

Heb je een vraag die je de volgende les beantwoord wilt hebben?

Slide 10 - Open question

Formatief toetsje 1 maken

Slide 11 - Slide