Oefening A
1. tu as = jij hebt
2. il a = hij heeft
3. elles ont = zij hebben
4. vous avez = jullie hebben/u heeft
5. nous avons = wij hebben
6. Pierre a = Pierre heeft
7. Sarah et Elise ont = Sarah en Elise hebben
8. J'ai = ik heb
9. Ils ont = zij hebben
10. On a = wij hebben/men heeft