palliatieve sedatie

1 / 37
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat betekent palliatieve sedatie?

Slide 2 - Open question

Definitie palliatieve sedatie
Het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van cliënt/bewoner in de laatste levensfase

De definitie bestaat uit 3 onderdelen: 
1.  Handelen dat het bewustzijn verlaagd
2. Het gaat om opzettelijk handelen (normaal medisch 
     handelen)
3. Handelen bij een cliënt/bewoner in de laatste levensfase

Slide 3 - Slide

Palliatieve sedatie is een goed alternatief voor euthanasie

timer
0:10
A
Feit
B
Fabel

Slide 4 - Quiz

Palliatieve sedatie doe je met morfine
timer
0:10
A
Feit
B
Fabel

Slide 5 - Quiz

Palliatieve sedatie is een gewone medische handeling
timer
0:10
A
Feit
B
Fabel

Slide 6 - Quiz

Wanneer kan er gestart worden met palliatieve sedatie bij continue sederen? (voorwaarden om te kunnen starten)

Slide 7 - Open question

Voorwaarden 
  • Bestaan van 1 of meerdere onbehandelbare     ziekteverschijnselen = Refractair symptoom
Dus - als geen van de conventionele behandelingen (voldoende snel) effectief zijn en/of deze behandelingen gepaard gaan met onaanvaardbare bijwerkingen.
  • Het overlijden wordt binnen 1 a 2 weken verwacht

Slide 8 - Slide

Wat zijn de meest voorkomende onbehandelbare (refractaire) symptomen die in de praktijk aanleiding geven om te starten met palliatieve sedatie

Slide 9 - Mind map

Meest voorkomende onbehandelbare symptomen
Pijn, dyspnoe en delier 
Misselijkheid, braken en jeuk
Existentieel lijden 

Slide 10 - Slide

Uitzonderlijke situatie
Bij cliënten/bewoners die onbehandelbare (refractaire) symptomen hebben, maar het overlijden niet op korte termijn (één tot twee weken) wordt verwacht zoals bv:

ALS, Cardiale of Respiratoire insufficiëntie

Het is bij sommige van deze patiënten, moeilijk in te schatten of ze in de laatste levensfase zijn. Voorkomen moet worden dat te vroeg wordt gestart met continu sederen tot het moment van overlijden

Dan kan er overwogen worden om te starten met kortdurende of intermitterende sedatie


Slide 11 - Slide

Het besluitvormingsproces
Tijdig en open communiceren over mogelijkheden en
 onmogelijkheden

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat is het meest gebruikte medicament bij palliatieve sedatie?Deze vraag is verplicht
A
propofol
B
midazolam
C
levomepromazine

Slide 22 - Quiz

antwoord B is juist, 
een andere naam voor midazolam is dormicum

Bij stervende mensen treden 
meerdere symptomen of patronen op. We noemen dit ‘the final common pathway’. Het stervensproces verloopt altijd op een zelfde soort manier.

Slide 23 - Slide


Wat is het meest voorkomende symptoom bij stervende mensen?
A
oligurie of anurie
B
cheyne stokes ademhaling
C
sufheid
D
reutelen

Slide 24 - Quiz

Antwoord c is juist.
Dit komt voor bij 75% van alle patiënten. Hierna komt reutelen (48% van de mensen), anurie (47%) en als laatste Cheynes-Stokes (30%).
(Bron: Hufkens, onderzoek Leuven, 2003)

Slide 25 - Slide

Hoeveel procent van de mensen in Nederland overlijdt met palliatieve sedatie?
A
rond de 5 %
B
tussen de 5 en 15%
C
rond de 20%

Slide 26 - Quiz

Wat is de beste behandeling van reutelen?
A
goede begeleiding van de naaste
B
Scopalaminebutyl injecties
C
Zijligging

Slide 27 - Quiz

Antwoord a is juist.

Reutelen is een veelvoorkomend symptoom in de laatste levensfase. Er zijn geen aanwijzingen dat patiënten hier ook daadwerkelijk last van hebben. Naasten vinden het wel vaak heel vervelend, het is erg belangrijk ze gerust te stellen.
Zijligging kan helpen, maar is wel belastend voor de patiënt.  

Slide 28 - Slide

Recent werd door Nederlands onderzoek aangetoond dat bij vroegtijdig starten (begin stervensfase) van scopalaminebutylinjecties reutelen in 50% voorkomen kan
 worden. Omdat patiënten er geen hinder van lijken te ondervinden (expert opinion) is de positie van deze interventie nog niet goed vastgesteld en ook (nog) niet opgenomen in de
 richtlijnen. Goede begeleiding van naasten is nog altijd de belangrijkste interventie bij reutelen.

Slide 29 - Slide

casus
Een 63-jarige man is recent gediagnosticeerd met een longcarcinoom (longkanker) met veel pleuravocht achter de rechterlong. Hij is hierbij thuis toenemend erg benauwd. De longarts wil hem nog wel behandelen met chemotherapie.

Slide 30 - Slide

Hoe kunnen we de benauwdheid het beste bestrijden in deze situatie?
A
Morfine
B
Eerder starten van chemotherapie
C
Pleurodese uitvoeren (plakken van de longvliezen)
D
Pleuravochtdrainage

Slide 31 - Quiz


Antwoord d is het beste:
Snelle afname dyspneu. Als het vocht blijft terugkomen kan een pleurodese uitgevoerd worden. Morfine is in dit geval beslist niet nodig en zou een mogelijkheid zijn als er geen behandelingen meer mogelijk zijn. Chemotherapie sneller starten zal er niet voor zorgen dat het vocht (en de klachten) snel verdwijnen.

Slide 32 - Slide

vraag:
Een 78-jarige vrouw heeft naar de lever uitgezaaide alvleesklierkanker. Er is met haar gesproken over chemotherapie, maar dit wil ze niet meer. De internist heeft haar naar de eerstelijn terugverwezen. Er ligt een verzoek aan de huisarts en de wijkverpleegkundige om een ACP-gesprek te voeren.

Slide 33 - Slide

Welke stelling is onjuist?
A
ACP betekent advance care planning (ofwel proactieve zorgplanning).
B
ACP-gesprekken voeren is voorbehouden aan een arts.
C
Tijdens een ACP-gesprek worden wensen en grenzen van een patiënt besproken,
D
ACP bestaat eerder uit meerdere gesprekken dan uit een gesprek.

Slide 34 - Quiz

Antwoord b is niet juist.
Gesprekken voeren over proactieve zorgplanning zijn niet voorbehouden aan een arts.

Een arts zal vaak wel betrokken zijn als er ingeschat moet worden wat de levensverwachting is, maar verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten kunnen bij uitstek een belangrijke rol hebben in het ACP-gesprek. Alle overige antwoorden zijn juist.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide