28 okt 2 havo/vwo

Welkom
  • Telefoons in de tas.
  • Jas uit.
  • Pak je boek.
  • Tas op de grond.
  • Hand opsteken = stil zijn!

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom
  • Telefoons in de tas.
  • Jas uit.
  • Pak je boek.
  • Tas op de grond.
  • Hand opsteken = stil zijn!

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

§ 1.4 Grammatica, soorten bijzinnen
  • Lijdendvoorwerpszin (lv-zin)
  • Bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)
  • opdrachten maken

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Hoofdzin
Even herhalen: bij een hoofdzin staan pv en ow dicht bij elkaar, daar kan niets tussen, zelfs geen niet:

Karel hoorde zijn buurvrouw gillen.
Karel niet hoorde zijn buurvrouw gillen.
Sylvia liep heen en weer door de kamer.
Sylvia niet liep heen en weer door de kamer.

Slide 5 - Slide

Bijzin
Een bijzin = een zinsgedeelte uit de hoofdzin, maar dan met een persoonsvorm.
De bijzin maakt altijd deel uit van de hoofdzin.
De woordvolgorde in een bijzin is anders dan in de hoofdzin:
Je kunt iets tussen de pv en ow plaatsen (soms staat de pv zelfs helemaal achteraan in de zin).

Slide 6 - Slide

De kenmerken van een hoofdzin zijn:
  •     Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar en kunnen niet gescheiden worden door andere zinsdelen.
  •     De zin is een goede grammaticale zin zonder dat je volgorde hoeft te veranderen.
  •     De samengestelde zin bevat een nevenschikkend voegwoord.

Slide 7 - Slide

De kenmerken van een bijzin zijn:
  •     Persoonsvorm en onderwerp zijn gescheiden of kunnen gescheiden worden door andere zinsdelen.
  •     De persoonsvorm staat vaak helemaal achteraan in de zin.
  •     De bijzin kan vervangen worden door één woord.

Slide 8 - Slide

Op welke manier kun je een bijzin herkennen?
  • Kijk naar de zinsbouw: waar staan de pv en ow?  Staan deze naast elkaar en kun je er niet het woordje 'niet' tussen zetten, dan heb je te maken met een hoofdzin.

  • Kijk naar het voegwoord, met wat voor soort voegwoord begint de zin? Is dit een onderschikkend voegwoord, dan heb je een bijzin.

  • Maak de zin vragend en de hoofdzin komt vooraan te staan.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Soorten bijzinnen

- lijdendvoorwerpszin ( lv-zin)
-bijwoordelijke bijzin ( bwb-zin)

Slide 11 - Slide

Lijdendvoorwerpszin
  • De hele bijzin is het lijdend voorwerp van de hoofdzin. 
  • De lijdendvoorwerpszin kun je vervangen door het of dat.

Slide 12 - Slide

Voorbeelden lv-zin
  1. Lenny zegt dat ze ziek is. 
  2. Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft. 
  3. Denk jij dat de snackbar om tien uur nog open is?

Slide 13 - Slide

Bijwoordelijke bijzin
  • De hele bijzin is een bijwoordelijke bepaling van de hoofdzin. 
  • De bijwoordelijke bepaling kun je bijvoorbeeld vervangen door toen, op dat moment, toch, ondanks dat, dan, in dat geval, daarom.

Slide 14 - Slide

Voorbeelden bwb-zin
  1. Toen ze genoeg gespaard had richtte zij haar kamer opnieuw in. 
  2. Omdat het bleef regenen, werd het kampioenschap afgelast. 
  3. De chauffeur is vrijgesproken omdat het verkeersbord scheef stond.
  4. Zodra we thuis zijn, pakken we alle spullen uit. 

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Als je klaar bent kom je de antwoorden halen
Wachtwerk:
Lezen: theorie 1.5 spelling, blz. 31 t.t. en v.t. van werkwoorden
Maken: opdr. 4, 5, 6, 8
1.4 grammatica,
Lezen: blz 29 Soorten bijzinnen
Maken: Opdracht 5, 6, 7, 9, 10 (vwo + opdr. 8)


Slide 16 - Slide

Huiswerk
Voor maandag 2 november:
Lezen: theorie 1.5 spelling, blz. 31
t.t. en v.t. van werkwoorden
Maken: opdr. 4, 5, 6, 8


Slide 17 - Slide