2.1 Consumentensurplus en vraaglijn herhaling

2.1 Consumentensurplus en vraaglijn herhaling
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.1 Consumentensurplus en vraaglijn herhaling

Slide 1 - Slide

verschuiving op en van de vraaglijn

gevraagde hoeveelheid bepaald door vraagfactoren:
  • prijs (verschuiving op de vraaglijn)

verschuiving van de vraaglijn:
  • behoefte en voorkeuren van vragers
  • hoogte van inkomen van vragers
  • prijs van andere producten


Slide 2 - Slide

Consumentensurplus
Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de verkoopprijs.
Hoe hoger het consumentensurplus hoe hoger de welvaart.

Hoe lager de prijs
Hoe hoger consumentensurplus

Slide 3 - Slide

Welke kleur heeft het consumentensurplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Rood
D
Geel

Slide 4 - Quiz

Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,40?
A
0.10
B
0,50
C
1
D
4,50

Slide 5 - Quiz

Hoe groot is het consumentensurplus?
A
20
B
30
C
40
D
70

Slide 6 - Quiz

Bekijk de vraaglijn hiernaast. Welke formule hoort bij deze vraaglijn?
A
Qv = -100p + 50
B
Qv = -100p + 100
C
Qv = -200p + 50
D
Qv = - 200p + 100

Slide 7 - Quiz

Vraaglijnen kunnen ook verschuiven. Wat is geen reden dat een vraaglijn verschuift
A
Hoogte van het inkomen
B
De behoeften en voorkeuren van de vragers
C
De prijs van andere producten
D
Betere technologie, waardoor je goedkoper kan produceren

Slide 8 - Quiz

Wat is consumentensurplus?
A
Het bedrag dat consumenten betalen voor een product.
B
Het totale bedrag dat consumenten uitgeven.
C
Het verschil tussen de kostprijs en de verkoopprijs van een product.
D
Het verschil tussen wat consumenten bereid zijn te betalen en wat ze daadwerkelijk betalen.

Slide 9 - Quiz

Het consumentensurplus van deze consument bij een verkoopprijs van € 2 is
A
4
B
o
C
3
D
2

Slide 10 - Quiz

Vraaglijn van autobrandstof verschuift naar rechts.
Vraaglijn van autobrandstof verschuift naar links.
Inkomen stijgt.
Inkomen daalt.
Door het vele thuiswerken wordt er minder auto gereden.
De prijs van autobrandstof is gestegen.
De prijs van auto's is gestegen.

Slide 11 - Drag question