Starttaal instap thema 1 taak B: wanneer ga ik dat doen?

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Welkom!

Telefoon in de bak?

Jas in je kluis/aan de kapstok?

Kauwgom in de prullenbak?

Ga lekker zitten!

- Magister

- Wat hebben we de vorige les geleerd?

- Wat gaan we deze les leren?

- Aan de slag!

Doel

Aan het einde van deze taak:

Weet jij wat een dagdeel is.

Weet jij wat een dagplanning en een weekplanning is. 

Kun jij een dagplanning en weekplanning invullen. 

Wat heb jij vandaag al gedaan?

Ontbijten

Douchen

Aankleden

Tas inpakken

Naar school gaan.

Huisdier verzorgen

Sporten

Gamen

Lezen

Televisie kijken

Wat ga jij vandaag nog doen?

Eten

Douchen

Huisdier verzorgen

Gamen

Klusje voor een ander

Werken (bijbaan)

Sporten

Huisdier verzorgen

Lezen

Televisie kijken

Uitleg

Blz 15 in je boek. We lezen en bekijken samen de uitleg

Wat is een dagdeel?

1. Als ik niks hoef te doen op een dag
2. Als ik iets moet delen met een ander.
3. De helft van een dag
4. Een deel van een dag.

Noem een voorbeeld van een "dagdeel"

Leg in je eigen woorden uit:
"Wat is een dagplanning?"

Doen

Blz 16 opdracht 2: 

Vul de dagplanning in met dingen die je vandaag hebt gedaan en vandaag nog gaat doen.

Let erop dat je de activiteiten bij het goede dagdeel plaatst. 

Doen

Blz 17 opdracht 3: We lezen samen het stripverhaal.

Activiteiten die Gideon gaat doen maak je groen.

Activiteiten die Diego gaat doen maak je geel.

Blz 18: vul de dagplanning van Gideon en Diego in. 

Hoeveel dagen heeft 1 week?

1. 6
2. 7
3. 8
4. 9

Welke dagen noemen we "weekend"?

Leg in je eigen woorden uit:
"Wat is een weekplanning?"

Doen

Blz 19 opdracht 4: We kijken samen naar de weekplanning van Eva. Daarna ga je zelf antwoord geven op de vragen.

Doen

Blz 20 opdracht 5: 

Schrijf voor elke dag van de week welke activiteiten je al hebt gedaan. Schrijf ook op wat je nog gaat doen.

Let erop dat je je activiteiten bij de goede dag zet.

Let er ook op dat je ze bij het goede dagdeel zet.

Doen

Blz 21 opdracht B.

Kijk naar de activiteiten die je bij opdracht A hebt ingevuld.

Vul de activiteiten op de juiste plek in op de weekplanning.

Dat mag met woorden.

Dat mag ook met een tekening.

Welke vaste activiteiten heb jij?

Doen

Blz. 22 opdracht C: vul je vaste activiteiten in in de weekplanning.

Dat mag met woorden.

Dat mag ook met tekeningen.