Decrire une personne 1

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke Franse kledingstukken ken je al?

Slide 2 - Open question

Wat is een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands?

Slide 3 - Open question

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?

Slide 4 - Open question

Het bijvoeglijk nw. in het Frans
Le pantalon est bleu.
La robe est bleue.
Les pulls sont bleus.
Les chaussures sont bleues.

Slide 5 - Slide

Het bijvoeglijk nw. in het Frans

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen
Bijv. nw. eindigt op een 'e' of een 's', dan hoef je niet nog een 'e' of 's' toe te voegen.
Exemples: La robe est rouge.
                          Les jeans sont gris.

Slide 7 - Slide

Onregelmatige vormen
beau - belle - beaux - belles
nouveau - nouvelle - nouveaux - nouvelles
vieux - vieille - vieux - vieilles

Slide 8 - Slide

Welk antwoord is juist? La jupe est .....
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord is juist? Les T-shirts sont .....
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 10 - Quiz

Welk antwoord is juist? Mes soeurs sont ....
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 11 - Quiz

Welk antwoord is juist? Mon oncle est ..... (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieus
D
vieilles

Slide 12 - Quiz

Welk antwoord is juist? Les bijoux sont ..... (mooi)
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 13 - Quiz

La robe est...
A
rougee
B
rouge
C
rouges

Slide 14 - Quiz

le pull est
A
noir
B
noires
C
noire

Slide 15 - Quiz

Maria est .....
A
intelligent
B
intelligents
C
intelligente

Slide 16 - Quiz

ik ga
A
je vas
B
je vais
C
je va

Slide 17 - Quiz

wij gaan
A
nous allont
B
nous allez
C
nous allons

Slide 18 - Quiz

ik ben
A
j'ai
B
je suis

Slide 19 - Quiz

wij hebben
A
nous avons
B
nous allons
C
nous avez

Slide 20 - Quiz