Decrire une personne 1

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke Franse kledingstukken ken je al?

Slide 2 - Open question

Wat is een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands? Geef 1 voorbeeld.

Slide 3 - Open question

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?

Slide 4 - Open question

Het bijvoeglijk nw. in het Frans
Le pantalon est bleu.
La robe est bleue.
Les pulls sont bleus.
Les chaussures sont bleues.

Slide 5 - Slide

Het bijvoeglijk nw. in het Frans

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen
Bijv. nw. eindigt op een 'e' of een 's', dan hoef je NIET nog een 'e' of 's' toe te voegen.
Exemples: La robe est rouge.
                          Les jeans sont gris.

Slide 7 - Slide

Onregelmatige vormen
beau - belle - beaux - belles
nouveau - nouvelle - nouveaux - nouvelles
vieux - vieille - vieux - vieilles

Slide 8 - Slide

Welk antwoord is juist? La robe est .....
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord is juist? Les T-shirts sont .....
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 10 - Quiz

Welk antwoord is juist? Mes soeurs sont ....
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 11 - Quiz

Welk antwoord is juist? Mon oncle est ..... (oud)
A
vieux
B
vieille
C
vieus
D
vieilles

Slide 12 - Quiz

Welk antwoord is juist? Les lunettes de soleil sont ..... (mooi).
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 13 - Quiz

Les devoirs pour demain
Les exercices 13, 14 et 15.

Slide 14 - Slide