Paragraaf 1.4 - Kom je uit met je geld?

§1.4 Kom je uit met je geld?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§1.4 Kom je uit met je geld?

Slide 1 - Slide

Juist of onjuist ?
Garantie heb je altijd recht op...
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Wat doet een vergelijkend warenonderzoek?
A
Advies geven over de rechten van de consument.
B
Onderzoek doen naar consumenten-organisaties.
C
Dezelfde producten van verschillende merken testen.
D
Niets

Slide 3 - Quiz

Een consumentenorganisatie
A
komt op voor de belangen van de koper
B
wil winst maken
C
komt op voor de Nederlandse handel
D
wordt betaald door de regering

Slide 4 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
product moet gezond en veilig zijn
Controleert of producten gezond en veilig zijn
Product doet waar het voor gemaakt is en heeft een bepaalde levensduur
Deugdelijk product
NVWA
Warenwet

Slide 5 - Drag question

Hoe ziet een vergelijkend warenonderzoek er uit?
A
B
C
D

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen
  • Je weet wat voor soorten inkomens er zijn.
  • Je kunt een begroting van je inkomsten en uitgaven opstellen.
  • Je kunt bedragen omrekenen van een week naar een maand en omgekeerd.
  • Je weet welke drie groepen uitgaven er zijn.
  • Je kunt berekenen hoeveel geld je per maand moet reserveren. 

Slide 7 - Slide

Wat doet een vergelijkend warenonderzoek?
A
Advies geven over de rechten van de consument.
B
Onderzoek doen naar consumenten-organisaties.
C
Dezelfde producten van verschillende merken testen.
D
Niets

Slide 8 - Quiz

Wat doet een vergelijkend warenonderzoek?
A
Advies geven over de rechten van de consument.
B
Onderzoek doen naar consumenten-organisaties.
C
Dezelfde producten van verschillende merken testen.
D
Niets

Slide 9 - Quiz

Soorten inkomens
  • Loon of salaris

  • Winst

  • Uitkering

Slide 10 - Slide

Begroting
  • Begroting = overzicht van uitgaven die je nog moet doen en inkomsten die je nog moet krijgen

Slide 11 - Slide

Rekenen: per week, maand en jaar
Blz. 21 - Opgave 49

Slide 12 - Slide

Omrekenen van week naar maand en andersom
Voorbeeld 1: 
Je betaalt €39 per maand voor de sportschool. 
Hoeveel is dat per week?


Voorbeeld 2:
Je geeft  €15 per week uit aan boodschappen. 
Hoeveel is dit per maand?

Onthoud:
Altijd eerst rekenen naar een jaar. 
  • 12 maanden
  • 52 weken

Let op: één maand heeft geen 4 weken!!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Reserveren
Reserveren = geld opzij zetten voor grotere uitgaven.
Vooral voor incidentele uitgaven moet je vaak reserveren.


Slide 15 - Slide

Paragraaf 1.4
Maken opgave 44 t/m 55
Blz. 20 t/m 23

Slide 16 - Slide