2021-01-21 Oefentoets

21-01-2021 oefenen voor de toets
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

21-01-2021 oefenen voor de toets

Slide 1 - Slide

Open vragen
Kies het woord dat het beste in de zin past en vertaal dit woord naar het Duits.

Slide 2 - Slide

1 school/ (les)uur
In der ... habe ich viele Freunde

Slide 3 - Open question

2 op maandag/ op zaterdag
... fängt die Schule an.

Slide 4 - Open question

3 volgende week/ vorige week
... habe ich meine Hausaufgaben nicht gemacht.

Slide 5 - Open question

4 fruit/ groente
Was hast du da für ...? Das ist ein Apfel.

Slide 6 - Open question

5 dik/ dun
Du bist ..., denn du bist viel zu schwer.

Slide 7 - Open question

6 vis/ konijn
Darf ich dein ... streicheln?

Slide 8 - Open question

Meerkeuze
Kies het woord dat het beste in de zin past

Slide 9 - Slide

In welchem Fach hast du die besten ...?
A
Zettel
B
Referat
C
Noten
D
Buchstaben

Slide 10 - Quiz

Für Spanisch muss Jan mehr ... als für andere Fächer.
A
lernen
B
glauben
C
manchmal
D
anfangen

Slide 11 - Quiz

Vielleicht können wir uns heute Nachmittag ... .
A
glauben
B
treffen
C
machen
D
gehen

Slide 12 - Quiz

... wollen Vokabeln einfach nicht im Kopf bleiben.
A
schwer
B
leicht
C
auswendig
D
manchmal

Slide 13 - Quiz

Früh aufstehen ist für Jugendliche besonders ...
A
schwer
B
früh
C
lernen
D
anfangen

Slide 14 - Quiz

Sind Wölfe die ... leben, gefährlich für Menschen?
A
Zoo
B
draußen
C
Welt
D
Strecke

Slide 15 - Quiz

Es klingt allerdings auch nach sehr viel ... .
A
Arbeit
B
Körper
C
schaffen
D
weit

Slide 16 - Quiz

Ein ... frisst hauptsächlich Insekten.
A
Welt
B
Zunge
C
Frosch
D
Körper

Slide 17 - Quiz

Ein Raketenfrosch springt ganze vier Meter ... .
A
einfach
B
immer
C
wichtig
D
weit

Slide 18 - Quiz

Bei Hitze trägt man eine ... .
A
Schlafsack
B
Zahnbürste
C
Klamotten
D
Kopfbedekkung

Slide 19 - Quiz

Herhaling grammatica

Slide 20 - Slide

Mannelijk
Hoe herken ik mannelijke woorden?
Hoe maak ik het meervoud van mannelijke woorden?

Slide 21 - Slide

Mannelijk
- Mannelijke personen of dieren
- Umlaut + e

Slide 22 - Slide

Vrouwelijk
Hoe herken ik vrouwelijke woorden?
Hoe maak ik het meervoud van vrouwelijke woorden?

Slide 23 - Slide

Vrouwelijk
- Vrouwelijke personen of dieren
- Woorden die eindigen op een -e
- Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung

- +(e)n

Slide 24 - Slide

onzijdig
Hoe herken ik onzijdige woorden?
Hoe maak ik het meervoud van onzijdige woorden?

Slide 25 - Slide

onzijdig
- Woorden waar je in het NL "het" voor kunt zetten

- +e

Slide 26 - Slide

Werkwoorden
Welk woord hebben we om de uitgangen van de werkwoorden te onthouden?

Slide 27 - Slide

Werkwoorden
(fe)esttenten

Slide 28 - Slide

Werkwoorden
ich                 stam + e
du                  stam + st
er/ sie/ es   stam + t
wir                 stam + en
ihr                  stam + t
sie/ Sie        stam + en

Slide 29 - Slide

Voltooid deelwoorden
Hoe maak je de voltooid deelwoorden?

Slide 30 - Slide

Voltooid deelwoorden
hoofdregel = ge + stam + t
werkwoorden op -ieren = stam + t
werkwoorden met ver- en be- = stam + t

Slide 31 - Slide

Opdracht met de zinnen
Koppel de vraag aan het juiste antwoord

Slide 32 - Slide

1 Was ist dein Lieblingstier?
2 Auf welche Schule gehst du?
3 Wann hast du Französisch?
4 Hast du ein Haustier?
5 Wie findest du Mathe?

A Das habe ich Montag die vierte Stunde.
B Nein, aber ich wünsche mir ein Meerschweinchen.
C Mein Lieblingstier ist eine Katze.
D Das finde ich toll!
E Ich gehe auf das Frits Philips lyceum-mavo.

Slide 33 - Slide