H2 Samen met het buitenland 2.1 Over de grens (Plein M 4e editie)

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Samen met het buitenland

2.1 Over de grens
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Samen met het buitenland

2.1 Over de grens

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

2.1 Over de grens
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je uitleggen waarom bedrijven producten naar het buitenland exporteren
  • kun je uitleggen waarom we producten uit andere landen importeren
  • kun je uitleggen waarom de handel met het buitenland voor Nederland belangrijk is
  • kun je rekenen met miljoenen en miljarden

Slide 3 - Slide

Verkopen aan het buitenland
Nederland verkoopt veel kaas aan het buitenland.

Dit verkopen aan het buitenland                                                                                    noem je export of uitvoer


Export: Het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland.



Slide 4 - Slide

Kopen uit het buitenland
Nederland koopt ook goederen en diensten in het buitenland. Dit is: import of invoer

Redenen voor import:
  • producten in het buitenland worden goedkoper geproduceerd,
  • producten hebben een betere kwaliteit,
  • grondstoffen komen in ons land niet voor, bepaalde landbouwproducten kunnen in Nederland niet groeien,
  • consumenten willen meer keuze hebben uit producten en merken.

Import: Het inkopen van goederen of diensten uit het buitenland

Slide 5 - Slide

Het buitenland is onmisbaar
internationale handel: Bedrijven kopen goederen  of diensten uit een ander land of verkopen goederen of diensten aan een ander land.

  • Open economie: Landen met naar verhouding veel in- en uitvoer
  • Gesloten economie:  Landen met naar verhouding weinig en uitvoer







Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Grote getallen omrekenen
Bij internationale handel gaat het om miljoenen en miljarden.
Reken dan eerst miljarden om naar miljoenen.

Dat doe je als volgt.








Slide 8 - Slide

Opgave 2a blz 47:

Noteer een ander woord voor export.

Slide 9 - Open question

Opgave 2b blz 47:

Noem twee voorbeelden van goederen die Nederland exporteert.


Slide 10 - Open question

Opgave 2b blz 47:

Noem twee voorbeelden van diensten die Nederland exporteert.

Slide 11 - Open question

Opgave 2d blz 47:

In het buitenland zijn meer / minder klanten dan in Nederland.
A
meer
B
minder

Slide 12 - Quiz

Opgave 2d blz 47:

Door de export verdienen bedrijven meer / minder geld
A
meer
B
minder

Slide 13 - Quiz

Opgave 3c blz 47:

Noem twee bestemmingen die geschikt zijn voor export per vrachtwagen of trein.

Slide 14 - Open question

Opgave 3d blz 47:

Noem een bestemming die geschikt is voor export per schip of vliegtuig.

Slide 15 - Open question

Opgave 4a blz 48:

Wat is import?

Slide 16 - Open question

Opgave 4b blz 48:

Kruis twee producten aan die Nederland importeert omdat die in andere landen goedkoper gemaakt worden.
A
aardappelen
B
melkproducten
C
kleding
D
schoenen

Slide 17 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Een groot deel van de Nederlandse kaas gaat naar Duitsland.
A
export
B
import

Slide 18 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Een Nederlands bedrijf koopt 5.000 tablets in China.

A
export
B
import

Slide 19 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Een fastfoodketen in Nederland koopt rundvlees in Argentinië.

A
export
B
import

Slide 20 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Nederlandse bedrijven verkopen voor miljarden euro’s groente aan Italië.

A
export
B
import

Slide 21 - Quiz

Opgave 7 blz 49:

Bij welke begrippen passen de volgende voorbeelden?

In Noord-Korea kunnen consumenten bijna alleen maar producten uit eigen land kopen.

A
gesloten economie
B
internationale handel
C
open economie

Slide 22 - Quiz

Opgave 7b blz 49:

b Leg met twee voorbeelden uit wat jij hebt aan internationale handel.

Slide 23 - Open question

Opgave 8 blz 49:

Kies het juiste antwoord:

Landen die naar verhouding veel in- en uitvoeren hebben een open / gesloten economie.

A
open
B
gesloten

Slide 24 - Quiz

Opgave 8 blz 49:

Kies het juiste antwoord:

Landen die naar verhouding weinig in- en uitvoeren hebben een open / gesloten economie.


A
open
B
gesloten

Slide 25 - Quiz

Opgave 8 blz 49:

b Welk risico loopt Nederland als het buitenland minder Nederlandse
producten koopt?

Slide 26 - Open question

Afsluiting 2.1
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen waarom bedrijven producten naar het buitenland exporteren.√
  • kun je uitleggen waarom we producten uit andere landen importeren.√
  • kun je uitleggen waarom de handel met het buitenland voor Nederland belangrijk is.√
  • kun je rekenen met miljoenen en miljarden.√

Slide 27 - Slide