H2 Samen met het buitenland 2.1 Over de grens (Plein M 4e editie) Deel 1

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Samen met het buitenland

2.1 Over de grens
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Samen met het buitenland

2.1 Over de grens

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Inleiding Hoofdstuk 2: Samen met het buitenland
  • Theorie 2.1 Over de grens Deel 1
  • Zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

2.1 Over de grens
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je uitleggen waarom bedrijven producten naar het buitenland exporteren
  • kun je uitleggen waarom we producten uit andere landen importeren

Slide 4 - Slide

Verkopen aan het buitenland
Nederland verkoopt veel kaas aan het buitenland.

Dit verkopen aan het buitenland                                                                                    noem je export of uitvoer


Export: Het verkopen van goederen en diensten aan het buitenland.



Slide 5 - Slide

Kopen uit het buitenland
Nederland koopt ook goederen en diensten in het buitenland. Dit is: import of invoer

Redenen voor import:
  • producten in het buitenland worden goedkoper geproduceerd,
  • producten hebben een betere kwaliteit,
  • grondstoffen komen in ons land niet voor, bepaalde landbouwproducten kunnen in Nederland niet groeien,
  • consumenten willen meer keuze hebben uit producten en merken.

Import: Het inkopen van goederen of diensten uit het buitenland

Slide 6 - Slide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 6 op bladzijde 46 t/m 48. Je mag overleggen. 
Schrijf de volledige antwoorden in je boek/schrift, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 
Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 7 - Slide

Opgave 1 blz 46: Vul in

Het product in ........ koopt Nederland in het buitenland.
A
Bron 1
B
Bron 2

Slide 8 - Quiz

Opgave 1 blz 46: Vul in

Het product in bron 1 / bron 2 verkoopt Nederland aan het buitenland.
A
Bron 1
B
Bron 2

Slide 9 - Quiz

Opgave 2a blz 47:

Noteer een ander woord voor export.

Slide 10 - Open question

Opgave 2b blz 47:

Noem twee voorbeelden van goederen die Nederland exporteert.


Slide 11 - Open question

Opgave 2c blz 47:

Noem twee voorbeelden van diensten die Nederland exporteert.

Slide 12 - Open question

Opgave 2d blz 47:

In het buitenland zijn meer / minder klanten dan in Nederland.
A
meer
B
minder

Slide 13 - Quiz

Opgave 2d blz 47:

Door de export verdienen bedrijven meer / minder geld
A
meer
B
minder

Slide 14 - Quiz

Opgave 2d blz 47:

Ze moeten meer / minder produceren en dat levert meer / minder banen op.
A
meer, meer
B
minder, minder
C
meer, minder
D
minder, meer

Slide 15 - Quiz

Opgave 3a blz 47:

Bereken hoeveel procent daarvan uit landbouwgoederen bestond.

Slide 16 - Open question

Opgave 3b blz 47:

Wat is het juiste antwoord.
A
5%
B
10%
C
15%
D
20%

Slide 17 - Quiz

Opgave 3c blz 47:

Noem twee bestemmingen die geschikt zijn voor export per vrachtwagen of trein.

Slide 18 - Open question

Opgave 3d blz 47:

Noem een bestemming die geschikt is voor export per schip of vliegtuig.

Slide 19 - Open question

Opgave 4a blz 48:

Wat is import?

Slide 20 - Open question

Opgave 4b blz 48:

Kruis twee producten aan die Nederland importeert omdat die in andere landen goedkoper gemaakt worden.
A
aardappelen
B
melkproducten
C
kleding
D
schoenen

Slide 21 - Quiz

Opgave 5 blz 48:

Welke afbeelding hoor bij welke reden?

Afbeelding 1
A
grondstof komt in Nederland niet voor
B
meer keuze uit producten
C
product groeit niet in het Nederlandse klimaat

Slide 22 - Quiz

Opgave 5 blz 48:

Welke afbeelding hoor bij welke reden?

Afbeelding 2
A
grondstof komt in Nederland niet voor
B
meer keuze uit producten
C
product groeit niet in het Nederlandse klimaat

Slide 23 - Quiz

Opgave 5 blz 48:

Welke afbeelding hoor bij welke reden?

Afbeelding 3
A
grondstof komt in Nederland niet voor
B
meer keuze uit producten
C
product groeit niet in het Nederlandse klimaat

Slide 24 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Een groot deel van de Nederlandse kaas gaat naar Duitsland.
A
export
B
import

Slide 25 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Een Nederlands bedrijf koopt 5.000 tablets in China.

A
export
B
import

Slide 26 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Een fastfoodketen in Nederland koopt rundvlees in Argentinië.

A
export
B
import

Slide 27 - Quiz

Opgave 6 blz 48:

Gaan de volgende zinnen over export of import?

Nederlandse bedrijven verkopen voor miljarden euro’s groente aan Italië.

A
export
B
import

Slide 28 - Quiz

Afsluiting 2.1
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen waarom bedrijven producten naar het buitenland exporteren.√
  • kun je uitleggen waarom we producten uit andere landen importeren.√

Slide 29 - Slide