Grammar help

Grammar help
Lees alles goed door en sla niet zomaar stukken over. 
Beter iets te veel gelezen, dan te weinig. 

Maak na elk stukje ook de vragen zo goed mogelijk. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammar help
Lees alles goed door en sla niet zomaar stukken over. 
Beter iets te veel gelezen, dan te weinig. 

Maak na elk stukje ook de vragen zo goed mogelijk. 

Slide 1 - Slide

Onderdelen
1: past continuous 
2: past continuous + past simple
3: Modals

Slide 2 - Slide

Past continuous
Hoe ziet het eruit?
was/were + ww+ing
(to dance:)
My sister was dancing to that song on the radio. 

Slide 3 - Slide

Nu jij:
Katrina __________ (to read) a book for hours last night.

Slide 4 - Open question

My friends _________ (to watch) a football match when I came in.

Slide 5 - Open question

Past continuous
Belangrijk om te weten: 
was = I, she, he, it      *(Karen = she)
were = you, we, they     *(friends = they)

Bij werkwoorden die eindigen op een 'e', deze weghalen bij de ing-vorm. (dance = dancing, drive = driving)

Slide 6 - Slide

Past continuous / past simple
Past continuous: langer bezig 
(past continuous = was walking, was calling, were leaving )

Past simple: Korte onderbreking / korte actie. 
(past simple = walked / called / left / made)

Slide 7 - Slide

Wat is de korte actie?
Matt was doing his homework when I called.
A
doing homework
B
called

Slide 8 - Quiz

Wat is de korte actie?
Bob _____ (to work) on his project when his friends ____ (to wave) at him.
A
to work
B
to wave

Slide 9 - Quiz

Wat is goed?
Bob _____ (to work) on his project when his friends ____ (to wave) at him.
A
was working, waved
B
worked, were waving.

Slide 10 - Quiz

Carry ________ (to search) everywhere for her phone, when her mom _______ (to find) it.
A
was searching, found
B
searched, was finding

Slide 11 - Quiz

Modals
Wat zijn het? 
Hoe moet je het leren?
Hoe krijg je ze op de toets?


Slide 12 - Slide

Modals, wat zijn het:
'makkelijke' werkwoorden: 
can, could, should, must, have to. 

Namelijk: can't, couldn't, shouldn't, mustn't
**doesn't have to 

Slide 13 - Slide

Modals, hoe te leren:
Maak een schema voor jezelf, zoals we dat ook gedaan hebben in de les. Of leer het schema op de volgende pagina: 

Slide 14 - Slide

Leren:
Iets kunnen/vragen: can
iets kunnen beleefd vragen/verleden tijd: could
Advies geven/vragen: should
moeten, regels of ouders/docenten/overheid: have to

Moeten als motivatie van de spreker in de zin zelf 
of heel sterk advies: must

Slide 15 - Slide

Hoe op de toets?
oefenen: 

Slide 16 - Slide

Hmm, if you ask me, I think you (should/could) help your mother with cooking.

Slide 17 - Open question

Uitleg:
Hmm, if you ask me, I think you (should/could) help your mother with cooking. 
Should

Want het gaat hier om advies wat iemand geeft. 
'if you ask me' betekent: wat ik zou doen is ...

Slide 18 - Slide

I (must/have to) be at the dentist at 2 o'clock this afternoon.

Slide 19 - Open question

Uitleg:
I (must/have to) be at the dentist at 2 o'clock this afternoon. 
= Have to

Want je moet dat niet van jezelf, maar van de tandartspraktijk (en misschien je ouders). 

Slide 20 - Slide

Vraag aan oudere buurvrouw:
(Can/Could) I please use your barbecue?

Slide 21 - Open question

Uitleg:
Vraag aan oudere buurvrouw:
(Can/Could) I please use your barbecue? 
= Could

Tegen ouderen ben je natuurlijk altijd beleefd en gebruik je dus 'could'. 

Slide 22 - Slide

Zo, dat was de grammar. 
Hopelijk weet je nu weer een beetje hoe het zit. 

Snap je het toch nog niet zo goed?
 Maak de opgaven uit het boek dan eventueel opnieuw en controleer jezelf met de kennis uit deze lessonUp. 

bijvoorbeeld p. 113, ex. 59 en p. 98 ex. 37c

Slide 23 - Slide