Les hobbies les 3

Vendredi 22 janvier 2021
Le programme pour aujourd'hui :
- Je maak kennis met hobbies;
- Je kan zelf zeggen wat jouw hobbies zijn;
- Je leert het verschil tussen "faire de" en "jouer à"
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vendredi 22 janvier 2021
Le programme pour aujourd'hui :
- Je maak kennis met hobbies;
- Je kan zelf zeggen wat jouw hobbies zijn;
- Je leert het verschil tussen "faire de" en "jouer à"

Slide 1 - Slide

Faire de / jouer à / jouer de 
Faire + de
Jouer + à
behalve: jouer + de + muziekinstrument

Slide 2 - Slide

Faire + de + la/ le/ les....
  • Je fais de la gymnastique (la = vrouwelijke woord)
  • Je fais du basketball (le basketball = mannelijke woord = de + le = du)
  • Je fais des devoirs (les devoirs = meervoud = de + les = des)

Slide 3 - Slide

de + le = ?

Slide 4 - Open question

Je fais ..... football

Slide 5 - Open question

de + les = ?

Slide 6 - Open question

Je fais .... tartes au citron

Slide 7 - Open question

Wat betekent "tartes au citron" in het Nerderlands?

Slide 8 - Open question

In ""tartes au citron", kan je al zien of "citron" een mannelijk of vrouwelijke woord is? Hoe?

Slide 9 - Open question

Faire de / jouer à / jouer de 
Faire + de
Jouer + à
behalve: jouer + de + muziekinstrument

Slide 10 - Slide

Jouer + à ("spelen aan")
Je joue à la console  (la = vrouwelijke woord)
Je joue au basketball (le basketball = mannelijke woord = à + le = au)
Je joue aux jeux vidéos (les jeux vidéos = meervoud = à + les = aux)

Slide 11 - Slide

Je joue ..... tennis

Slide 12 - Open question

Il joue ..... ping-pong

Slide 13 - Open question

Jouer + de ("spelen van")
Voor een muziekinstrument / pour un instrument de musique

Je joue de la trompette
Je joue du piano (le piano = mannelijke woord = de + le = du)

Slide 14 - Slide

On dit "la guitare". Alors, tu dis : "Je joue .... guitare".

Slide 15 - Open question

On dit "le violon". Alors, tu dis : "Je joue .... violon".

Slide 16 - Open question

De + le = du; de + les = des ; à + le = au; à + les = aux
Tout le monde chante !
De plus le, c'est du; 
de plus les, c'est des; 
à plus le, c'est au; 
à plus les, c'est aux avec un "x" !

Slide 17 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 18 - Open question

Au revoir ! 

Slide 19 - Slide