L1 W. 38-39-40 B4 Taalverzorging H1 en H2

Welkom!
klas B4 

Start met lezen 




1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
klas B4 

Start met lezen 




Slide 1 - Slide

Taalverzorging H1 en H2
  • week 38 toets woordenschat en start H1 taalverzorging
  • week 39 H1 afronden en beginnen met H2
  • week 40 H. 2 afronden en herhalen H1 en H2

Slide 2 - Slide

H1, blz 28 t/m 34
Lesdoel: ik leer op de juiste manier gebruik te maken van de leestekens, hoofdletters, werkwoordspelling en lastige werkwoorden

Slide 3 - Slide

Punt, vraagteken of uitroepteken
  • aan het einde van een zin;


Slide 4 - Slide

Komma
  • tussen 2 persoonsvormen;
  • tussen delen van een opsomming;
  • na een naam of uitroep aan het begin van een zin;
  • voor verbindingswoorden zoals: nadat, omdat, terwijl, toen, want

Slide 5 - Slide

dubbele punt en aanhalingstekens
bij een citaat: 
  • Mees riep: 'kijk uit voor de fietser!'

Slide 6 - Slide

Hoofdletters

Pas op: 
  • je gebruikt geen hoofdletters bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
  • aan het begin van een zin;
  • bij namen: Stijn van Dam, Marco's tas, Utrecht, Kruidvat, Esso, Pasen;
  • bij woorden die gemaakt zijn van aardrijkskundige namen: Noord-Brabantse, Afrikaanse

Slide 7 - Slide

Maken
opdracht 
2-4-6 maken
Alles goed? gaan we verder, 
Niet alles goed? dan verder oefenen met opdracht: 3-5-7-8

Slide 8 - Slide

timer
10:00

Slide 9 - Slide

Werkwoordspelling
Is het de persoonsvorm?
Gebruik een van de volgende manieren: 
  1. Maak van de zin een vraag.
  2. Zet de zin in een andere tijd



Slide 10 - Slide

Tegenwoordige tijd

Kies uit: 
  1. Stam
  2. Stam +t
  3. In het meervoud: het hele werkwoord
Verleden tijd

Kies uit: 
Sterk werkwoord: verandering van klank
Zwak werkwoord: stam + de (n)
of stam = te(n)

Slide 11 - Slide

Geen persoonsvorm
Maak het woord langer: 
  1. hoor je -d-, dan schrijf je d
  2. hoor je -t-, dan schrijf je t

Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk op.

Slide 12 - Slide

Formuleren: lastige werkwoorden
De werkwoorden KENNEN/ KUNNEN en LIGGEN/LEGGEN worden vaak fout gebruikt. 
Zo gebruik je de woorden goed: 
kennen: iets weten of geleerd hebben. Ik ken de spelregels.
kunnen: in staat zijn iets te doen. Ik kan heel goed dansen.
liggen: zich bevinden, rusten. De hond ligt in de mand.
leggen: iets doen. De tas op tafel leggen.

Slide 13 - Slide

H2. Taalverzorging
Spelling: aan elkaar of los.

We schrijven twee of meer woorden aan elkaar vast als zij één begrip vormen

Slide 14 - Slide

aan elkaar of los
  • werkwoorden die beginnen met woordjes als: na, op, over, uit; (uitgelaten)
  • samenstellingen die bestaan uit twee of meer zelfstandig naamwoorden; (kassabon)
  • samengestelde aardrijkskundige namen; (Noord-Brabant)
  • getallen tot en met duizend; (zevenenzestig, vijfhonderd)

Slide 15 - Slide

Formuleren: woordvolgorde in samengestelde zinnen
Als je van twee losse zinnen één zin maakt, heb je een verbindingswoord nodig. 
En, maar, of, want, ..
Mees is goed in piano spelen. 
Hij speelt ook heel mooi op de gitaar. 
Mees is goed in piano spelen en hij speelt ook heel mooi op de gitaar. 

Slide 16 - Slide


Maken opdracht 2 en 4 
Nakijken

maken opdracht 5-6

maken 8-10- 11- is huiswerk

Slide 17 - Slide