What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Alle woorden van thema 5
Thema 3: Houden van en v
erliefd zijn
1 / 53
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
53 slides
, with
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Thema 3: Houden van en v
erliefd zijn
Slide 1 - Slide
Dag 1
aan
aardig
als
bang
de beurt
bij
de dag
Slide 2 - Slide
aan
aan <---> uit
zin
: Ik doe het licht
aan
.
aandoen van kleding
zin
: Ik doe een trui
aan
.
op een plaats
zin
: De klok hangt
aan
de muur.
Slide 3 - Slide
aan
aan <---> uit
zin
: Ik doe het licht
aan
.
aandoen van kleding
zin
: Ik doe een trui
aan
.
op een plaats
zin
: De klok hangt
aan
de muur.
1
Slide 4 - Slide
aardig
vriendelijk, leuk
zin
: Onze buren zijn erg aardig.
wel aardig = een beetje leuk
zin
: Hoe vind je die jas? Wel aardig
2
Slide 5 - Slide
als
wanneer
zin
:
Als
ik op mijn werk kom, drink ik eerst koffie.
even als... = hetzelfde
zin
: Hij is even oud
als
zijn vriendin.
3
Slide 6 - Slide
bang
angstig
zin
: Ik ben
bang
voor de hond.
zin
: Denk je dat we snel een ander huis krijgen? Ik ben
bang
van niet.
4
Slide 7 - Slide
de beurt
Wie is er aan de beurt? Wie is eerst?
zin
: Ik ben aan de beurt!
5
Slide 8 - Slide
bij
naast of dichtbij
zin
:
Bij
ons huis staat een grote boom.
op een plaats
zin
: Hij woont
bij
zijn familie,
6
Slide 9 - Slide
de
dag
de dag <---> de nacht
de
dag - de dag
en
zin:
Op welke
dag
hebben we sport? Op woensdag.
zin:
Over 2
dagen
is het weekend.
7
Slide 10 - Slide
Dag 2
denken
die
durven
evenveel
geloven
het idee
de jongen
kennen
Slide 11 - Slide
denken
denken aan iets of iemand
doe je met je hoofd
werkwoord
ik denk - wij denken
zin:
Wij
denken
aan onze familie.
8
Slide 12 - Slide
die
die <---> deze
bij een de- woord
zin
: Welke tas bedoel je? Ik bedoel
die
paarse tas met de oranje versiering.
9
Slide 13 - Slide
durven
niet bang zijn om iets te doen
werkwoord
ik durf - wij durv
en
zin:
Ik
durf
niet in een vliegtuig, ik ga liever met de trein.
10
Slide 14 - Slide
evenveel
een gelijk aantal
zin
: Ik geef jullie allemaal drie appels, dan heeft iedereen
evenveel
.
11
Slide 15 - Slide
geloven
denken dat het waar is wat iemand zegt
werkwoord
ik geloof - wij geloven
zin
: Hij zegt dat ze 100 kilo kan dragen.
Geloof
je dat?
12
Slide 16 - Slide
het
idee
een plan
een gedachte
het
idee - de idee
ën
zin:
Ik heb een goed
idee
.
zin:
Mijn
idee
hier over was niet goed.
13
Slide 17 - Slide
de
jongen
niet volwassen man
jonger dan 18
de
jongen - de jongen
s
zin:
Ik ben verliefd op een
jongen
/meisje.
zin:
De
jongen
is grappig.
14
Slide 18 - Slide
kennen
weten
weten wie of wat
werkwoord
ik ken - wij kennen
zin:
Ik
ken
dat meisje niet.
zin:
Wij
kennen
alle woorden van het thema.
15
Slide 19 - Slide
Dag 3
lachen
het liefje
maar
de mama
de mens
met
misschien
Slide 20 - Slide
lachen
vrolijk geluid
als iets grappig/leuk is
werkwoord
ik lach - wij lach
en
zin:
Zij
lacht
niet altijd om zijn grapjes.
16
Slide 21 - Slide
het liefje
de persoon van wie je houdt.
de persoon met wie je een relatie hebt.
schatje
zin:
Ik ga met mijn
liefje
naar de bioscoop.
17
Slide 22 - Slide
maar
zin:
Ik moet naar school,
maar
ik ben ziek.
zin:
Ik wil een Iphone kopen,
maar
ik heb geen geld
zin:
De zon schijnt,
maar
het is nog wel koud.
18
Slide 23 - Slide
mama
de moeder
mam
de mama - de mama's
zin
: Mama, wil je me helpen?
19
Slide 24 - Slide
de
mens
de persoon
de
mens - de mens
en
zin:
Zij is een lief
mens
.
zin:
Ik zie veel
mensen
in het centrum van de stad.
20
Slide 25 - Slide
met
samen met iets of iemand.
zin
: Ik wil graag een patatje
met
, alstublieft!
zin
: Ik ga
met
mijn vriend naar het zwembad.
21
Slide 26 - Slide
misschien
zou kunnen
niet zeker
zin:
Zij gaat
misschien
verhuizen.
zin:
Ik weet
misschien
waar het boek ligt.
22
Slide 27 - Slide
Dag 4
niemand
niet
nieuwsgierig
de ouder
de papa
het probleem
raar
stiekem
Slide 28 - Slide
niemand
geen persoon
zin:
Er is
niemand
in de klas.
zin:
Niemand
mag de telefoon gebruiken.
23
Slide 29 - Slide
niet
een woord om te ontkennen (= nee zeggen)
geen
zin
: Weet jij waar mijn sleutels zijn? Nee, ik weet het
niet
.
zin
: Ik ben
niet
verliefd.
24
Slide 30 - Slide
nieuwsgierig
alles willen weten
zin
: Mijn buurman is erg
nieuwsgierig
. Hij staat de hele dag voor het raam om te kijken wat iedereen doet.
25
Slide 31 - Slide
de ouders
je vader en moeder
zin
: Mijn
ouders
komen uit Utrecht.
26
Slide 32 - Slide
papa
je vader
zin
: Papa, kun je me naar school brengen? Het regent!
27
Slide 33 - Slide
het
probleem
moeilijke vraag
niet snel oplossen
het
probleem - de problem
en
zin:
Ik heb een groot
probleem
.
28
Slide 34 - Slide
raar
vreemd
niet gewoon
zin:
Dat ziet er
raar
uit.
zin:
Mijn buik voelt een beetje
raar
.
29
Slide 35 - Slide
stiekem
niemand mag het weten
geheim
zin
: Ik pak
stiekem
een appel.
zin:
Zij is
stiekem
verliefd op de buurjongen.
30
Slide 36 - Slide
Dag 5
superlief
uit
van
veel
verkering (hebben)
verliefd
de vriend
de vriendin
Slide 37 - Slide
superlief
heel erg lief
zin: Ik hou van mijn familie. Ze zijn
superlief
voor mij!
31
Slide 38 - Slide
uit
aan <---> uit
zin
: Ik doe het licht
uit
.
zin
: De verkering is
uit
.
32
Slide 39 - Slide
van
zin
: De jas is
van
Piet.
zin
: Ik vind jou lief. Wat denk je
van
mij?
33
Slide 40 - Slide
veel
veel <--> weinig
zin
: Hij heeft
veel
geld.
vaak
zin
: Hij denkt veel aan zijn familie.
34
Slide 41 - Slide
verkering hebben
twee mensen zijn verliefd op elkaar
werkwoord
Ik
heb
verkering - wij
hebben
verkering
zin:
Henk en Lisa hebben 2 maanden verkering.
35
Slide 42 - Slide
verliefd zijn
Iemand héél erg leuk vinden
werkwoord
ik
ben
verliefd - wij
zijn
verliefd
zin:
Zij
is
verliefd
op Abdul.
36
Slide 43 - Slide
de
vriend
de jongen die je heel leuk vindt
verkering hebben
het vriendje
zin:
Ik ben verliefd op mijn
vriend.
37
Slide 44 - Slide
de
vriendin
het meisje dat je heel leuk vindt
verkering hebben
het vriendinnetje
zin:
Ik ben verliefd op mijn
vriendin.
38
Slide 45 - Slide
Dag 6
het vriendinnetje
het vriendje
wel
weten
het winkelcentrum
het woord
zacht
Slide 46 - Slide
het
vriendinnetje
39
Slide 47 - Slide
het
vriendje
40
Slide 48 - Slide
wel
wel
waar - niet waar
zin
: Ik hou
wel
van patat, maar mijn moeder niet.
een beetje
zin
: Die jurk vind ik
wel
aardig maar de broek is mooier.
41
Slide 49 - Slide
weten
werkwoord
ik weet - wij weten
zin:
Weet
u hoe laat het is?
zin
: Nee, dat
weet
ik niet want ik heb geen horloge.
42
Slide 50 - Slide
het winkelcentrum
in het midden van een stad of dorp waar veel winkels zijn
het winkelcentrum - de winkelcentra
zin
: In Den Helder is het
winkelcentrum
vlakbij het staion.
43
Slide 51 - Slide
het woord
letters die bij elkaar staan
het woord - de woorden
zin
: Deze zin heeft vier
woorden
.
44
Slide 52 - Slide
zacht
zacht <--> hard
weinig geluid
prettig om te voelen
langzaam
zin
: De trui is
zacht
.
zin
: De auto rijdt
zacht
door de straat.
45
Slide 53 - Slide
More lessons like this
Houden van ALLE woorden
April 2024
- Lesson with
46 slides
NT2
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Dag 1 - thema 5 - Houden van en verliefd zijn
March 2024
- Lesson with
23 slides
Dag 1
February 2024
- Lesson with
19 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Dag 1
October 2023
- Lesson with
20 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Dag 5
February 2024
- Lesson with
26 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Dag 7
August 2024
- Lesson with
15 slides
Dag 7
September 2024
- Lesson with
15 slides
Dag 7
February 2024
- Lesson with
15 slides