Woche 14 2.S

Heute Mittwoch den 6. April

1 oder 4 met voorzetsel of ontleden en persoonlijk vnw

Ich weiß was ich mit starken Verben mit A machen muss

1 / 21

Slide 1: Slide

DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Heute Mittwoch den 6. April

1 oder 4 met voorzetsel of ontleden en persoonlijk vnw

Ich weiß was ich mit starken Verben mit A machen muss

Slide 1 - Slide

Kapitel 5 Grammatik C Seite 69

+ Aufgabe 8

Besprechen

Slide 2 - Slide

Was machen wir dieser Stunde?

Starke Verben mit a kurz wiederholen

Klassenarbeit Aufgabe F voorzetsel + persoonlijk vnw (Nynke, Jasper, Kaia,

Marit, Maaike,

Aufgabe C zinnen vertalen (degene die geïnteresseerd is)

E voltooid deelwoord (Marco, Arjan, Sytze, Nynke, Annette, Jadira)

D müs/wis/wol (Michael, Sander, Lieke, Elina, Anna, Friso, Jenna, Marjolein)

Slide 3 - Slide

Starke Verben mit "a"

Hoe was dat in het Duits? <=> Nederlands?

houden = halten

vallen = fallen
rijden = fahren

Slide 4 - Slide

NL <=> DE

sterk werkwoord <=> sterk werkwoord

Herken je doordat de klinker Herken je doordat de klinker

verandert in de verleden tijd verandert in de verleden tijd

de du // er sie es

in de tegenwoordige tijd = ä

Slide 5 - Slide

Er (fahren) mit dem Fahrrad zur Schule?

Slide 6 - Open question

Du (fallen) alle durch den Wind um.

Slide 7 - Open question

Sie (ev) (schlafen) das Kind fest im Griff.

Slide 8 - Open question

Hausaufgaben

Machen: Kapitel 5 Lektion 5 Aufgabe 9 und 10

Kapitel 6 Lektion 3 Aufgabe 1, 2 und 6

Lernen: Grammatik C Seite 69 (voorzetsels en persoonlijke voornaam woorden)

Vorbereiten: Grammatik D Seite 75 (Kapitel 5)

Slide 9 - Slide

Het voltooid deelwoord.
(spielen)
Wir haben lange ........ .

Slide 10 - Open question

Het voltooid deelwoord.
(gucken)
Wir haben alle ...... .

Slide 11 - Open question

Het voltooid deelwoord.
(machen)
Ich habe meine Hausaufgaben ..... .

Slide 12 - Open question

Hausaufgaben

Machen: Kapitel 5 Lektion 5 Aufgabe 9 und 10

Kapitel 6 Lektion 3 Aufgabe 1, 2 und 6

Lernen: Grammatik C Seite 69 (voorzetsels en persoonlijke voornaam

woorden)

Vorbereiten: Grammatik D Seite 75 (Kapitel 5)

Slide 13 - Slide

Herzlichen Dank für eure Aufmerksamkeit

und

bis zum nächsten Mal!

Slide 14 - Slide

Modale Verben

moeten weten willen

ich

er/sie/es

wir

ihr

Sie/sie

Slide 15 - Slide

Gram. alles ineen

betekenis bezittelijke vnw mein dein sein unser euer ihr

zelfstandig naamwoord mann. vrouw.onzijd.meervoud

onderwerp 1/lijdend vw 4

de uitgang

. man. vrouw. onzijd. meerv.

1e der die das die

4e den die das die

1e ein- eine ein- keine

4e einen eine ein- keine

Slide 16 - Slide

1. (=onderw.) und 4. (lijdvw) Fall

1 Voorzetsels

durch - für - gegen - ohne - um = 4.

2 ontleden 1. of 4. Fall

3 lidwoorden de/het of een/geen

Slide 17 - Slide

1. (onderwerp) und 4. (lijdend.vw.) Fall

Ich möchte für meine Mama einen Kaffee, bitte.

Slide 18 - Slide

Patizip Perfekt=voltooid deelwoord

Nederlands Duits

Normaal normaal

stam op T of D

Slide 19 - Slide

Persoonlijke vnw

ik jij hij zij het wij jullie zij + u

ich du er sie es wir ihr sie Sie

Onderwerp

mij jou hem haar het ons jullie zij + u

mich dich ihn sie es uns euch sie Sie

Lijdendvoorwerp

durch - für - gegen - ohne - um

Zusammen L5 A1 Rest!

Slide 20 - Slide