Woche 15 1.S
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 3 Aufgabe 8 und 10
Lektion 4 Aufgabe 1 und 2
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten: Grammatik B Seite 110 (Kapitel 6)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 3 Aufgabe 8 und 10
Lektion 4 Aufgabe 1 und 2
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten: Grammatik B Seite 110 (Kapitel 6)
Slide 1 - Slide
Heute Dienstag den 12. April
1 oder 4 met voorzetsel of ontleden en persoonlijk vnw
Ich weiß was ich mit starken Verben mit A machen muss
Slide 2 - Slide
Kapitel 5 Grammatik C Seite 69
Aufgabe 9
1e oder 4e?
Wat betekent 1e of 4e?
En de regels voor m/v/o/mv die heb je hierbij nodig!
Iedereen moet deze opgaven maken. Van een aantal is het opnieuw te maken!
Slide 3 - Slide
Kapitel 5 Grammatik C Seite 69
Aufgabe 9
Iedereen moet deze opgaven maken. Van een aantal is het opnieuw te maken!
1e oder 4e? Wat betekent 1e of 4e?
En de regels voor m/v/o/mv die heb je hierbij nodig!
De lidwoorden der/ die/ das/ die en met ein/mein .....
dem der dem den
den die das die
Slide 4 - Slide
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 3 Aufgabe 8 und 10
Lektion 4 Aufgabe 1 und 2
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten: Grammatik B Seite 110 (Kapitel 6)
Slide 5 - Slide
Starke Verben mit "a"
Hoe was dat in het Duits? <=> Nederlands?
Hoe zat het ook alweer met de regels?
- welke vorm
- wat te doen
- in welke tijd
Slide 6 - Slide
Du (fahren) zur Schule?
= rijden
= rijden
Slide 7 - Open question
(Lassen) Sie jetzt bitte alleine!
= laten
= laten
Slide 8 - Open question
Er (kappen) den kranken Baum.
= kappen
= kappen
Slide 9 - Open question
(Schlafen) sie (ev) noch? Es ist 13.00 Uhr.
= slapen
= slapen
Slide 10 - Open question
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 3 Aufgabe 8 und 10
Lektion 4 Aufgabe 1 und 2
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten: Grammatik B Seite 110 (Kapitel 6)
Slide 11 - Slide
Herzlichen Dank für eure Aufmerksamkeit
und
bis zum nächsten Mal!
Slide 12 - Slide
Modale Verben
moeten weten willen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
Slide 13 - Slide
Gram. alles ineen
betekenis bezittelijke vnw mein dein sein unser euer ihr
zelfstandig naamwoord mann. vrouw.onzijd.meervoud
onderwerp 1/lijdend vw 4
de uitgang
. man. vrouw. onzijd. meerv.
1e der die das die
4e den die das die
1e ein- eine ein- keine
4e einen eine ein- keine
Slide 14 - Slide
1. (=onderw.) und 4. (lijdvw) Fall
1 Voorzetsels
durch - für - gegen - ohne - um = 4.
2 ontleden 1. of 4. Fall
3 lidwoorden de/het of een/geen
Slide 15 - Slide
1. (onderwerp) und 4. (lijdend.vw.) Fall
Ich möchte für meine Mama einen Kaffee, bitte.
Ich möchte für meine Mama einen Kaffee, bitte.
Slide 16 - Slide
Patizip Perfekt=voltooid deelwoord
Nederlands Duits
Normaal normaal
stam op T of D
Slide 17 - Slide
Persoonlijke vnw
ik jij hij zij het wij jullie zij + u
ich du er sie es wir ihr sie Sie
Onderwerp
mij jou hem haar het ons jullie zij + u
mich dich ihn sie es uns euch sie Sie
Lijdendvoorwerp
durch - für - gegen - ohne - um
Zusammen L5 A1 Rest!
Slide 18 - Slide
Gram. alles ineen
betekenis bezittelijke vnw mein dein sein unser euer ihr
zelfstandig naamwoord mann. vrouw.onzijd.meervoud
onderwerp 1/lijdend vw 4
de uitgang
. man. vrouw. onzijd. meerv.
1e der die das die
4e den die das die
1e ein- eine ein- keine
4e einen eine ein- keine
