Woche 15 2.S
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 4 Aufgabe 3, 4, 5, 7 und 8
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Grammatik B Seite 110
(voorzetsels +3 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten:
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 4 Aufgabe 3, 4, 5, 7 und 8
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Grammatik B Seite 110
(voorzetsels +3 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten:
Slide 1 - Slide
Heute Mittwoch den 13. April
1 oder 3 oder 4 met voorzetsel of ontleden en persoonlijk vnw
Ich weiß was ich mit starken Verben mit A machen muss
Slide 2 - Slide
Grammatik C Seite 69 und B Seite 110
C voorzetsel +4
durch für gegen ohne um
B voorzetsels +3
aus bei mit nach seit von zu
+++++
Ontleden 2a persoonsvorm
2b onderwerp wie/wat + alle werkwoorden
2c lijdenvoorwerp wie/wat + alle werkwoorden + onderwerp
2d meewerkend voorwerp aan/voor wie/wat + alle werkwoorden + ond.+lijdend
Slide 3 - Slide
En?
Ich habe ohne meine Mutter bei meinem Vater die Fenster geputzt.
Ik heb zonder mein moeder bij mijn vader de ramen gelapt/schoongemaakt.
Slide 4 - Slide
Vervang de gekleurde stukken door een persoonlijk vnw.
Ich habe ohne meine Mutter bei meinem Vater die Fenster geputzt.
Ik heb zonder mijn moeder bij mijn vader de ramen gelapt/schoongemaakt.
Slide 5 - Slide
Voorzetsels +4
durch für gegen ohne um
door voor tegen zonder om
Slide 6 - Slide
Voorzetsels +3
aus bei mit nach seit von zu
uit bij met na sinds van naar
Slide 7 - Slide
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 4 Aufgabe 3, 4, 5, 7 und 8
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Grammatik B Seite 110
(voorzetsels +3 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten:
Slide 8 - Slide
Starke Verben mit "a"
Hoe was dat in het Duits? <=> Nederlands?
Hoe zat het ook alweer met de regels?
- welke vorm
- wat te doen
- in welke tijd
Slide 9 - Slide
Du (fangen) den Fisch ohne Angelrute?
= vangen
= vangen
Slide 10 - Open question
(Packen) sie (ev) ihren Koffer?
= pakken
= pakken
Slide 11 - Open question
Ich (schlafen) noch! Es ist 5.00 Uhr.
= slapen
= slapen
Slide 12 - Open question
Du (graben) einen Graben.
= graven =sloot/greppel
= graven =sloot/greppel
Slide 13 - Open question
Voorzetsels +4
durch für gegen ohne um
door voor tegen zonder om
Slide 14 - Slide
Voorzetsels +3
aus bei mit nach seit von zu
uit bij met na sinds van naar
Slide 15 - Slide
Wieviel Großbuchstaben?
hallo!
heute ist mittwoch und übermorgen sind wir frei.
nächste woche kommt der osterhase zu besuch.
ich binn dann noch am donnerstag bei bogerman.
Slide 16 - Slide
Wieviel Großbuchstaben?
Slide 17 - Open question
Hausaufgaben
Machen: Kapitel 6 Lektion 4 Aufgabe 3, 4, 5, 7 und 8
Lernen: Grammatik C Seite 69
(voorzetsels +4 en persoonlijke voornaam woorden)
Grammatik B Seite 110
(voorzetsels +3 en persoonlijke voornaam woorden)
Vorbereiten:
Slide 18 - Slide
Herzlichen Dank für eure Aufmerksamkeit
und
bis zum nächsten Mal!
Slide 19 - Slide
Modale Verben
moeten weten willen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
Slide 20 - Slide
Gram. alles ineen
betekenis bezittelijke vnw mein dein sein unser euer ihr
zelfstandig naamwoord mann. vrouw.onzijd.meervoud
onderwerp 1/lijdend vw 4
de uitgang
. man. vrouw. onzijd. meerv.
1e der die das die
4e den die das die
1e ein- eine ein- keine
4e einen eine ein- keine
Slide 21 - Slide
1. (=onderw.) und 4. (lijdvw) Fall
1 Voorzetsels
durch - für - gegen - ohne - um = 4.
2 ontleden 1. of 4. Fall
3 lidwoorden de/het of een/geen
Slide 22 - Slide
1. (onderwerp) und 4. (lijdend.vw.) Fall
Ich möchte für meine Mama einen Kaffee, bitte.
Ich möchte für meine Mama einen Kaffee, bitte.
Slide 23 - Slide
Patizip Perfekt=voltooid deelwoord
Nederlands Duits
Normaal normaal
stam op T of D
Slide 24 - Slide
Persoonlijke vnw
ik jij hij zij het wij jullie zij + u
ich du er sie es wir ihr sie Sie
Onderwerp
mij jou hem haar het ons jullie zij + u
mich dich ihn sie es uns euch sie Sie
Lijdendvoorwerp
durch - für - gegen - ohne - um
Zusammen L5 A1 Rest!
Slide 25 - Slide
Gram. alles ineen
betekenis bezittelijke vnw mein dein sein unser euer ihr
zelfstandig naamwoord mann. vrouw.onzijd.meervoud
onderwerp 1/lijdend vw 4
de uitgang
. man. vrouw. onzijd. meerv.
1e der die das die
4e den die das die
1e ein- eine ein- keine
4e einen eine ein- keine
