W4 - NE MC3/NE E: Zinnen splitsen in zinsdelen

Zinnen splitsen in zinsdelen
zinsleer
NE MC3/NE E
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Zinnen splitsen in zinsdelen
zinsleer
NE MC3/NE E

Slide 1 - Slide

Ik splits een zin in zinsdelen. (2.10)

Slide 2 - Slide

Als je een zin gaat ontleden, moet je de zin in zinsdelen verdelen. 
Maar wat betekent dat eigenlijk? En hoe verdeel je een zin in zinsdelen?
Dat leer je in deze LessonUp.

Slide 3 - Slide

1
Wat zijn zinsdelen?

Slide 4 - Slide

= delen van een zin
= woorden of woordgroepjes die bij elkaar horen. 


Zinsdelen
Een zinsdeel kan uit 1 woord bestaan, 
maar ook uit meerdere woorden.

Slide 5 - Slide

2
Hoe verdelen?

Slide 6 - Slide

voorbeeld
Joya gaf het witte paard een heerlijk appeltje.
Deze zin kan je verdelen in zinsdelen. Dat doe je door strepen te zetten tussen de woorden die niet samen hoeven te blijven. 

Slide 7 - Slide

voorbeeld
Joya/ gaf/ het witte paard/ een heerlijk appeltje.
Deze zin is in stukken is verdeeld. Die stukken zijn de zinsdelen. Tussen de zinsdelen staan schuine strepen: de zinsdeelstrepen. Daarmee geef je aan waar een zinsdeel begint en eindigt. 

Slide 8 - Slide

voorbeeld
Joya/ gaf/ het witte paard/ een heerlijk appeltje.
'het witte paard' is een zinsdeel bestaande uit meerdere woorden. Deze woorden horen samen en kunnen niet gesplitst worden in deze zin.
Hetzelfde geldt voor 'een heerlijk appeltje'.

Slide 9 - Slide

Ieder zinsdeel heeft dus een eigen taak:

* Zo is ‘Joya’ degene die iets doet in deze zin.
 ‘Gaf’ vertelt wát Joya doet. Of deed, in dit geval.
* ‘Het witte paard’ is degene die een heerlijk appeltje in ontvangst neemt.
* En ‘een heerlijk appeltje’ vertelt wat Joya aan het witte paard geeft. 

Slide 10 - Slide

Er is een handige manier om een zin in zinsdelen te verdelen. Onthoud het volgende: 

* Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel.
* Een zinsdeel is meestal te vervangen door één woord.

Slide 11 - Slide

voorbeeld
Plaats telkens een ander deel voor de persoonsvorm (hebben):

=> Op maandag| hebben| Sanne en Maartje dat cadeau aan Greetje gegeven.
=> Dat cadeau| hebben| Sanne en Maartje op maandag aan Greetje gegeven.
=> Aan Greetje| hebben| Sanne en Maartje op maandag dat cadeau gegeven.

De zinsdelen zijn dus: 
Sanne en Maartje hebben dat cadeau op maandag aan Greetje gegeven.

Sanne en Maartje| hebben| dat cadeau| op maandag| aan Greetje| gegeven.

Slide 12 - Slide

3
Oefenen maar!

Slide 13 - Slide

Papa kocht vorige week een nieuw bed voor mij.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 14 - Quiz

De kleur van je ogen kan je niet veranderen.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
4
B
6
C
5
D
7

Slide 15 - Quiz

Ik beantwoordde zorgvuldig de vragen van de politie.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 16 - Quiz

Ik ben een niet-mens van een andere planeet.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 17 - Quiz

In de tuin kwetteren de vogels vrolijk.

Hoeveel zinsdelen tel je?
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 18 - Quiz

Maandag starten de leerlingen altijd met plannen.


Hoeveel zinsdelen tel je?
A
4
B
6
C
5
D
7

Slide 19 - Quiz

Mijn moeke maakt de lekkerste spaghetti.
Splits de zin in zinsdelen. 
Gebruik de streepjes van links naar rechts.
/
/
/
/
/

Slide 20 - Drag question

In de loop van de Kerstnacht bedekt een 

uitgebreid neerslaggebied het hele land.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik de streepjes van links naar rechts.
/
/
/
/
/

Slide 21 - Drag question

De lekkage wordt over twee dagen verholpen.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik de streepjes van links naar rechts.
/
/
/
/
/

Slide 22 - Drag question

Op Sint-Maarten wilde Laura een nieuwe 

boot kopen.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik de streepjes van links naar rechts.
/
/
/
/
/

Slide 23 - Drag question

Ik heb een auto met een panoramadak en 

een navigatiesysteem.
Splits de zin in zinsdelen.
Gebruik de streepjes van links naar rechts.
/
/
/
/
/

Slide 24 - Drag question

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


Lachend gaf de leraar me een onvoldoende.

Slide 25 - Open question

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


Gisteren zag hij hem op de hoek van de Plezantstraat.

Slide 26 - Open question

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


De huisarts heeft een acute blindedarmontsteking vastgesteld.

Slide 27 - Open question

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /

De ouders van de volleybalsters kwamen de tevreden en vermoeide speelsters ophalen.

Slide 28 - Open question

Typ de zin over en plaats tussen de zinsdelen een /


De dierenarts moest gisteren heel vroeg op pad.

Slide 29 - Open question

Dat was het! 
Heb je nog vragen? Aarzel dan niet om me te mailen!

Slide 30 - Slide