Woche 17

Joejoe, de week voor de vakantie is daar! 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Joejoe, de week voor de vakantie is daar! 

Slide 1 - Slide

Planning: 

Je hebt alle opdrachten van het hoofdstuk gemaakt: 
Overzicht wat je moet maken van hoofdstuk 5:
Lektion 1: 6-9
Lektion 2: 4-10
Lektion 4: 5-9
Lektion 5: 7-10

Slide 2 - Slide

Grammatik Teile: 
Grammatik A: Ik kan de voorzetsels ‘naar’, ‘bij’ en ‘voor’ in het Duits toepassen.
Grammatik B: Ik kan de modale hulpwerkwoorden toepassen
Grammatik C: Ik kan de vormen van de onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) van haben, sein en werden toepassen 
Grammatik D: Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval toepassen (S. 74)
Grammatik E: Ik kan voegwoorden en bijwoorden in het Duits en de woordvolgorde in de zin toepassen

Slide 3 - Slide

A: Nach, zu und in:        
Naar = zu
  1. bij personen, ich gehe zum Direktor
  2. voor zaaknamen voorafgaand door een bepalend woord. Gehst du zum Bahnhof?

Naar = in
in vaste uitdrukkingen, zoals: ins Theater, ins Konzert, ins Kino, ins Schwimmbad, ins Bett gehen, ins Ausland, in die Niederlande fahren

Naar = nach
1. In de combinaties nach Hause kommen, nach Hause gehen, nach links/rechts/oben/unten/vorne/hinten
        nach Norden/Osten/Süden/Westen
2. Bij geografische namen zonder bepalend woord, nach Berlin
3. Indien ' naar ' geen richting uitdrukt: es riecht hier nach Kamille, er seht sich nach den Ferien

Slide 4 - Slide

Grammatik B

Slide 5 - Slide

Präterium (OVT)
ich hatte             ich war            ich wurde
du hattest           du warst          du wurdest
er hatte               er war              er wurde
wir hatten            wir waren        wir wurden
ihr hattet              ihr wart           ihr wurdet
Sie/sie hatten      sie/Sie waren  sie/Sie wurden
gehabt                 gewesen         geworden

Slide 6 - Slide

De persoonlijke voornaamwoorden kennen ook naamvallen: 






Ik help hem = Ich helfe ihm. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Huiswerk voor vandaag: 
Je maakt vandaag alle test jezelfs af van hoofdstuk 5. 
De test jezelfs van paragraaf 1, 2, 4 en 5. 
Hierdoor kan ik zien of je de onderdelen hebt begrepen. 
Je krijgt er geen cijfer op. 
Het moet vandaag af zijn, anders geef ik morgen in verschillende groepjes bijles. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide