Woche 17

Willkommen! 
Wir wiederholen Kapitel 5! :) 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Willkommen! 
Wir wiederholen Kapitel 5! :) 

Slide 1 - Slide

Programm: 
Als het goed is, heb je de volgende opdrachten af. 
Overzicht Kapitel 5:
Lektion 1 Aufgabe 6-10
Lektion 2 Aufgabe 6 -11
Lektion 4: Aufgabe 7-10
Lektion 5 Aufgabe 6-9

Slide 2 - Slide

In deze presentatie ga je het hoofdstuk herhalen, daarna ga je alle test jezelfs maken van dit hoofdstuk. 

Slide 3 - Slide

De grammatica onderdelen die je hebt gehad : 
Grammatik A: Ik kan het bijvoeglijk naamwoord toepassen 
 Grammatik B: Ik kan de werkwoorden met de eerste, derde en vierde naamval toepassen 
Grammatik C: Ik kan de vertaling van ‘naar’, ‘bij’ en ‘voor’ toepassen 
Grammatik D + E: Präpositionen und Adjektiv ( Wiederholung)
Grammatik F: O.V.T. van modale werkwoorden en wissen 

Slide 4 - Slide

A: Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 5 - Slide

A: Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Slide 6 - Slide

Grammatik B: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 7 - Slide

Grammatik B: Werkwoorden 
met een 3e naamval

Slide 8 - Slide

Grammatik B: Werkwoorden
 met een 4e naamval

Slide 9 - Slide

Grammatik C: Nach, zu und in:        
Naar = zu
  1. bij personen, ich gehe zum Direktor
  2. voor zaaknamen voorafgaand door een bepalend woord. Gehst du zum Bahnhof?

Naar = in
in vaste uitdrukkingen, zoals: ins Theater, ins Konzert, ins Kino, ins Schwimmbad, ins Bett gehen, ins Ausland, in die Niederlande fahren

Naar = nach
1. In de combinaties nach Hause kommen, nach Hause gehen, nach links/rechts/oben/unten/vorne/hinten
        nach Norden/Osten/Süden/Westen
2. Bij geografische namen zonder bepalend woord, nach Berlin
3. Indien ' naar ' geen richting uitdrukt: es riecht hier nach Kamille, er seht sich nach den Ferien

Slide 10 - Slide

D: Die Präpositionen 3. Fall 
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na / naar
seit = sinds
von = van
zu = naar

Slide 11 - Slide

D: 4. Fall
für = voor
durch = door
um = om
gegen = tegen
ohne = zonder 

Slide 12 - Slide

Grammatik E: 
Stappenplan voor een bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Grammatik F: Modale werkwoorden in de verleden tijd. 

Slide 15 - Slide

Opdracht 1: 
Je gaat de opdrachten in onderstaande link maken. Daarna stuur je een screenshot per mail naar mij ter bevestiging! 

Slide 16 - Slide

Huiswerk: 
Je maakt die opdrachten van de link en stuurt een foto naar mij ( in deze les nog ) 
Daarnaast maak je alle test jezelfs van hoofdstuk 5. 
Alleen van de paragrafen die je hebt gemaakt ( 1, 2, 4, 5) Dit is als afsluiting van hoofdstuk 5. Na de meivakantie starten we met hoofdstuk 6. 

Slide 17 - Slide