Herhaling 8.1 en 8.2

8.1 Bloed
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

8.1 Bloed

Slide 1 - Slide

Wat is de rol van rode bloedcellen?

Slide 2 - Open question

Wat is de rol van bloedplasma?

Slide 3 - Open question

Wat is de rol van witte bloedcellen?

Slide 4 - Open question

Wat is de rol van bloedplaatjes?

Slide 5 - Open question

Je gaat sporten.
Welke twee stoffen heeft jouw lichaam nu extra hard nodig? En welke (afval)stoffen worden nu extra afgegeven?

Slide 6 - Open question

Hoe komt jouw lichaam aan extra glucose?

Slide 7 - Open question

Hoe komt jouw lichaam aan extra zuurstof?

Slide 8 - Open question

8.2 Bloed stroomt

Slide 9 - Slide

Uit welke twee organen bestaat het bloedvatenstelsel?

Slide 10 - Open question

Welke 3 typen bloedvaten heb jij?

Slide 11 - Open question

Slagaders
Aders
Haarvaten
Lopen door al je organen
Vervoert bloed vanaf organen weer naar je hart
Vervoert bloed vanaf hart naar alle organen
Aorta
Holle ader
Dikke gespierde wand en bloed stroomt snel
Hele dunne wand met gaatjes
Slappe en dunne wand
en bloed stroomt langzaam
Kleppen zorgen ervoor dat bloed de goede kant op stroomt
Zuurstof en glucose naar cellen van orgaan en afvalstoffen eruit

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Geef de namen van de onderdelen van de bloedsomloop (afbeelding vorige slide). Noteer als volgt:
1 = onderdeel
2 = onderdeel

Slide 14 - Open question

Bloed stroomt het hart in en maakt vervolgens de route af om het hart weer te verlaten. Welke onderdelen passeert het bloed achtereenvolgens? Begin bij de onderste en bovenste holle ader. Noteer als volgt:
1 = onderste en bovenste holle ader
2 = rechterboezem
3 = ..

Slide 15 - Open question

Welk rondje maakt de kleine bloedsomloop?

Slide 16 - Open question

Welk rondje maakt de grote bloedsomloop?

Slide 17 - Open question

In de aorta en de longslagader zitten
A
hartkleppen
B
slagaderkleppen

Slide 18 - Quiz

Tussen de boezems en de kamers zitten de
A
hartkleppen
B
slagaderkleppen

Slide 19 - Quiz

zuurstofrijk bloed
zuurstofarm bloed
Rechterboezem
Linkerboezem
Rechterkamer
Linkerkamer
Longslagader
Haarvaten
Bovenste holle ader
Onderste holle ader
Aorta
Longader

Slide 20 - Drag question

Geef het schema van verbranding.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Geef de namen van de onderdelen van het hart (afbeelding vorige slide). Noteer als volgt:
1 = onderdeel
2 = onderdeel

Slide 23 - Open question

Stap 1 (boezems trekken samen)
Stap 3 (hartpauze)
Stap 2 (kamers trekken samen)

Slide 24 - Drag question

Stap 1: boezems trekken samen
- Het bloed wordt vanuit de boezems/kamers naar boezems/kamers gepompt
- De hartkleppen zijn open/dicht
- De slagaderkleppen zijn open/dicht

Slide 25 - Open question

Stap 2: kamers trekken samen
- Het bloed wordt vanuit de kamers richting de ... en ... gepompt
- De hartkleppen zijn open/dicht
- De slagaderkleppen zijn open/dicht

Slide 26 - Open question

Stap 3: hartpauze
- Het bloed stroomt vanuit .. en .. in de ..
- De hartkleppen zijn open/dicht
- De slagaderkleppen zijn open/dicht

Slide 27 - Open question

De kransslagaders
A
vervoeren zuurstof en glucose naar de cellen van het hart
B
vervoeren koolstofdioxide en andere afvalstoffen vanaf de hartcellen naar een holle ader

Slide 28 - Quiz

De kransaders
A
vervoeren zuurstof en glucose naar de cellen van het hart
B
vervoeren koolstofdioxide en andere afvalstoffen vanaf de hartcellen naar een holle ader

Slide 29 - Quiz

Noteer stap voor stap welke weg een glucosedeeltje aflegt vanuit de dunne darm naar de beenspier.

Slide 30 - Open question

Noteer stap voor stap welke weg koolstofdioxide aflegt vanaf de beenspier naar de longen.

Slide 31 - Open question

Bij het meten van de bloeddruk wordt onderscheid gemaakt tussen de bovendruk en de onderdruk. Wanneer vinden beide plaats tijdens de hartslag?

Slide 32 - Open question

Hoe ontstaat een hartinfarct?
Hoe kan dit verholpen worden?

Slide 33 - Open question